Frankrijk begon ecrst. de Nederlandsche koopmanschappcn tc be-
zwaren , hetwclk de Staten bewoog , om ook ecnige Fransche waren hoogcr
te belasten of geheel te verbieden. K ar el II vorderde eene volstrekte
heerschappij over de zee. Het een en ander gaf aanleiding tot onder-
handelingen, die vruchteloos afliepen ; waarop beide rijken , op ecn
en denzelfden dag, te weten op den 7 April 1672 , den Staat den oor-
log verklaarden. De oorlog te water werd met afwisselende kans ge-
voerd, maar de veldtogt te lande liep zeer ongelnkkig voor d e N ed er landen
af. Zoodra was bet Fransche leger niet in beweging geraakt
i c rvorst van Keulen en de Bisschop van Munster zeiden medc
den Staten den oorlog aan , en , terwijl de Franscken de plaatsen aan
den Rijn en in Kleefsland , die Staatscbe bezetting inbadden, verover-
den, bemagtigden de Keulschen en Munsterschen een gedeelte van bet
i a n d v a n Z u t p b e n e n genoegzaam gebeel Ove r i j s s e l . Spoedia
tlaarop moesten de Gelderscbe steden, de gebeele provincie U t r e c h t
en “rie steden van Ho l l a n d , namelijk: Na a r d e n , Wo e r d e n
en Ou d e w a t e r, zieh aan de Franseben onderwerpen. De toegangen
van H o l l a n d werden nu door krijgsvolk van den Staat bezet, terwijl
men met detweeKoningen over den vrede handelde ; docb bunne eischen
waren zoo hoog, datA ms t e r d am niet besluiten kon,dat alles toe te staan.
Dit was de voorname oorzaak, waarom men draalde met de han-
delmg. Noglans zou men zieh mogelijk, zonder Ams t e r d am, ten
mmste met Frankrijk, verdragen hebben, indien er niet, juist op dezen
tijd , eene groote verandering in den Staat ware voorgevallen.
DE NEDERLANDEN ONDER WILLEM III.
De Staten van H olland hadden het Eeuwig Edict te nietfgedaan,
en VViuEi HI, Prins van Oranje, in het begin van Julij 1672, ver-
beven tot alle de waardigheden , die zijne voorzaten bekleed hadden,
welke waardigheden, in het jaar 1674, in zijne mannelijke nakome-
lingen, erfelijk werden verklaard. Het volk, in de verbeelding gefrag
t, dat het overgaan van zoo vele steden aan kwaad bestier en
ontrouw van de Stadhouderlooze Regering te wijten ware, was he-
vig gebeten op den llaadpensionaris de W i t t , wiens val daardoor spoe-
dig berokkend werd. Nadat men, in allerlei schimpschriften, niet
siecnts hem, maar tevens zijnen broeder , C ornelis d e W it t , Burge-
meester van Dordrecht en Ruwaard van Put t e n, als een der
genen, die het vernietigen van het Eeuwig Edict het meest hadden
tegengewerkt vinnig gesmaad had, werd deze laatste door zeke-
ren W illem T ichelaar , Chirurgijn te P ie r s liil, heschuldigd van eenen
toeieg op s Prinsen leven gesmeed te hebben. Hierop in hechtenis ge-
nomen zijnde; werd hij eerlang veroordeekl tot verlies van zijne amb-
ten , en tot hallingschap uit Hol land en W e st-F rie slan d , ofschoon
het vonnis geen misdaad vermeldde. De Raadpensionaris, die, kort na
et vatten van zijnen broeder, zijn ambt had nedergelegd, en door de
Staten was bedankt geworden, begaf zieh, terslond na het uitspreken
.van het vonms, op Zaturdag den 20 Augustus, naar de gevangenpoort
'p s «r avenhage , om zijnen broeder te bezoeken. Middelerwijl had
IICDELAAR het graauw tegen de broeders opgehitst. De Burgers, die de
wacht voor de poort hadden , haalden eerlang de broeders van boven ,
en nragten hen op eene onmenschelijke wijze om het leven : waarna
merlilt scha,vot gesleept, aan de wip opgehaugen , en jammerlijk
mishandehl werden. J
In Ho l l a n d had men, om zieh tegen de FranSchen te beschermen
het läge land alom onder water gezet, hetwelk den vijand belette
door’te dringen; maar toen de winter de ondergeloopen landen met
ijs bedekte, deed dit de Franschen op het vermeesteren van Hol l
and bedacht zijn , en eenen togt op ’s G r a v e n h a g e onderneinen.
Maar naauwelijks hadden zij Wo e r d e n vertaten, oi het begon zoo
sterk te dooijen, dat zij genoodzaakt waren terug te keeren, zoodat
Ho l l a n d ,i'n den uitersten nood, zonder eenige menschelijke hulp, door
de günstige’bestiering des Hemels, gered werd. Daarbij kwam , dat de
Bisschoppen van Keulen en Munster, ten jare 1672, na een hard
beleg van omstreeks 6 weken , met veel verlies van Volk , het Sterke
Groni ngen , dat onder R a benhaüpt dapper verdedigd werd , moesten
verlaten ; hetgeen den gcvallen moed des landzaats niet weinig opheurde ,
en veel toebragt tot redding des Vaderlands.
Met het begin des jaars 1673 , rustte men zieh echter wederom, zooter
zee als te lande, ten oorlog toe. Er vielen drie zeegevechten voor, in
welke van weerskanten niet veel voordeel behaald werd, - hoewel men
zieh wederzijds de overwinning toeschreef. Te lande streden de Franschen
gelukkiger, maar toen de Prins van Oranje met het leger der
Staten naar den Rijn trok, verliet het gros van het Fransche leger
deze Landen, om de onzen aldaar te keer te gaan , en nog vöör het
ejndc van het jaar, zag men Ut rccht en Overijssel wederom geheel in
ons bezit. Gelderland werd in het volgende jaar , 1674, van het uit-
heemsche krijgsvolk verlost, zoodat nu de drie provincien wederom met
de vier andere vereenigd waren. Ook begon men thans van vrede te
spreken , en Keulen werd tot eene handelpläats gekozen. De oorlogvoe-
rendeMogendheden zonden er hunnc Gcvolmagtigden ; doch de vredesonder-
liandeling werd weder afgebroken. De Staten slaagden beter in hunne
onderhandeling met Engeland, met welk land zij den 19 Februarij 1674
eenenafzonderlijken vrede maakte, terwijl, den M Decembervan datzelfde
jaar, Groot-Brittanje en de Staten ook een verdrag van zeevaart slotcn,
waarbij bepaald werd , welke koopwaren vrij naar vijandelijke plaalsen
zouden mögen vervoerd worden. Voorts werd in dat verdrag de bekende
regel : vrij schip, vrij goed vastgesteld , en deze , ten jare 1673 in
diervoege nader verklaard, dat, ingeval eene der twee Mogendheden in
oorlog was , de andere van de eene vijandelijke haven op de andere zoude
mögen varen. Ook verdroegen zieh de Staten met den Bisschop van
Munster en den Keurvorst van Keulen, en stelden zieh , nu zij den
oorlog van hunne landen hadden vcrwijderd, allezins in staat, om den
Franschen het hoofd te bieden.
De Staten van Ge l d e r l a n d , die boven anderen in genegenheid
tot den Prins van Oranje uitstaken , bes-löten hem de Opperlicerschappij
over hunne provincie, onder den naam van Hertog van Ge l d e r en
Graaf van Z u t p h e n , op te dragen ; welk aanbod de Prins echter,
ziende dat zulks aan H o l l a n d en Ze e l a n d niet welgevallig was ,
van de hand wees.
De tocbereidselen ten oorlog werden ondertusseben vlijtig voortgezef.
Men streed te water en te lande, doch met weinig voordeel. In het
jaar 16/6 begon men weder van vrede te spreken , en de stad N ijm e g
en werd tot onderhandelplaats gekozen. De wederzijdsclie Gemagtig-
den kwamen niet spoedig bijeen , zoodat de handel langzaam scheen
te zullen voortgaan. De kans des oorlogs was intusschen den Neder-
landers niet günstig , en de Koning van Frankrijk bemagtigde de e6ne
•stad na de andere in de Spaansche Nederlanden ; zoodat de Staten,