gevogelte, wild ca visch viudt men er in overvlocd, alsmede olifan-
ten, die. men er als lastdieren gebruikt. De paardcn v allen er klein ,
maar zij zijn bijzonder moedig en worden sterk door de Engelschen aange-
kocht, om ze naar Madras te vervoeren.
Er zijn rijke goudmijnen , zoodat er jaarlijks meer dan 10,000 oneen
goud worden nitgevoerd; ook de kopermijnen leveren veel op. Me»
werkt er in goud- en zilverdraad, zijde en katoen, en oefent er on-
dcrscheidene andere kunst- en bandwerken u it: zoo vervaardigen de
iuw. ondcr anderen hun eigen schietgeweer en bnskrnid.. De handel
is belangrijk en wordt, meest voor rekening van den Koning , nietsleehts
met Europeanen , maar ookmet andere Zuid-Aziatischc volken, gedreven.
De invoer bestaat in katoenen stoffen , lakens , zout, ijzer , opium
glas, en Europesche fabrijkgoederen. De uilvoer in goud, edele ge-
steenten , zijde. betel, diptum, benzoin, kamfer, peper , melissa,,
lotoria,. en zwavel van het eil. Pulo Ay. Bezuiden de hoofdstad Atjieh , in
het Dures-gebergte, vindt men de meeste en beste benzoin en kamfer
ten 0. daarvan, heeft men de mijnen vanBa t i ng en S u n o g a n g ,
die goud van 22 karaat opleveren. De voornaamste koopsteden zijn:
At j i e h , P e d i r , So e l o e e n Si n k e l .
Het landis zeer volkrijk , maar het getal inw. niet te bepalen , hoewel
door sommigen op2,000,000 berekend. Zij bestaan deels uit Batta’s , deels-
uit eene Maleische menschensoort, dat donkerder van kleur, werkza-
mer , ijveriger , dapperder en schranderder is dan de overigeSumatranen.
Zij hebben meer kennis van andere landen , en zijn over bet algemeen-
als kooplieden eerlijker , hoewel op de goede trouw der handclaars 4n
de hooidstad niet te roemen valt. Jegens vreemdelingen zijn de Ats-
jinezen verraderlijk en hebben over het algemeen een laag karakter.
Zij zijn bijgeloovig en van de heidenscbe godsdienst, uitgenomcn de
strandbewoners, die de Mahomedaansche godsdienst aankleven en
vele moskeen hebben. Hunne begrippen wegens het ontstaan der wereld
zijn zonderling. Zij gelooven echter aan eene toekomstige be-
looning en straf in eene andere wereld. — De jongeling/die huwenwil,
betaalt eenen zekeren bruidschat aan den vader zijner bruid , maar
heeft het regt, alvorens die uit te keeren , zijne geliefde, terwijl
zij naakt uit het bad komt, te bespieden en ontdekt hij aan haar
eenig ligchaamsgebrek , hetgeen hem van haar doet afzien , dan wordt
de onderhandeling afgebroken. Na het huwelijk is de vrouw, even
als ha re kinderen, het wettig eigendom van den man , die ze beide
naar goedvinden verkoopen of verpanden kan. De veelwijverij is ge-
oorloofd en de gegoeden maken daarvan gebruik.
Den Koning, dien zij Taankito of Meester noemen , betalen zij hunne
schatting in goederen. De regering is monarchaal, despotiek en erfe-
lijk ; de wetten zijn er zeer gestreng. De krijgsmagt van den Koning
bestaat uit eene lijfwacht van 100 Sipaijers. De plegtigheden ten hove
zijn bijzonder statelijk. Men draagt er een klein gouden zwaard ,
bij wijze van riddcrorde aan den hals.
In hetjaar 1306 hebben de Portngezen dit koningrijk reeds bezoclit,
en in 1393 deden de Nederlanders deze kust voor het eerst aan,
waar de Porlugezen hun vele moeijelijkheden veroorzaakten, en toen
in het jaar 1399 hier twee schepen , de Leeuw en de Leeuwin, ge-
naamd, met den Opperkommissaris Corneiis Houtmak , aankwamen,
werd h ij, zoo door eigene onvoorzigtigheid , als door het bestel der
Portngezen, op bevel des Konings van Atjieh, door diens Sekretaris,
in zijnc kamcr op het schip de Leeuw, ncvens cenige anderen ,
vermoord, efi zij» br'oeder F ä e d e iü k . H o d im a b met veci van ons volk
gevangen gehoüderl, terwijl de Leeuw en de Leeuwin, na eenen dappe-
ren tegenweer, önder den Onderkömmies Gtrjon lb F o r t , en , nahet
afslaan van ’s Konings onbillijke voorstellen , van daar verzeilden. De
Englischen vertoonden zieh hier ook in 1602, in welk jaar de Koning
van A t j i e h een gezaiftschap naar de Nederlanden zond, alwaar een der
beide Algevaardigden overleed. Dit hadten gevolge, dat wij in 1606
hier een kantoor bekwamen , waar een koopman als Opperhoofd gevestigd
was. Dit kantoor , vervallen zijnde, werd in 1616 wel weder liersteld ,
maar in 1667 naar Padang overgeplaatst.
Ten tijde dat B ijk l o e van G oens Gouverneur-Generaal van Neder-
landsch Indie was, is bijna de geheele westkust van dit rijk veroverd
door den Admiraal P ie t e r de B it t e r , die tevens onderseheidene weder-
spannige volken, welke de Oostindische Compagnie veel in deri
handel benadeelden, tot hunnen pligt wist te brengen. Drie jaren later
vermeesterden de Nederlanders andermaal de geheele noordwestkust tot
aan Baros toe. Destijds was dit rijk nog zeer bloeijend Qnj magtig ,
strekkende zelfs zij nen invloed over de Zuidwestkust uit, thans is het
echter' zeer in verval en heeft slechts het oppergebied over eenige
rijkjes of kleine staten, waardoor het onmiddellijk begrensd wordt.
Het is evenwel nog altijd onafhankelijk en bevriend met de onzen ,
voor wien dit rijk in meer dan een opzigt bijzonder belangrijk is ,
vöoral ook als nabuur van onze bezittingen op het eil. Sumatra.
ATJIEH, riv. in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Sumatra, ko-
nkigr. Atjieh, van welke de hoofdstad en voorts het geheele koningrijk
hunnen naam ontleenen. Zij heeft eenen Noordwestelijken loop , en
valt bij en door de stad Atjieh, met verscheidene armen, in de
Atjiehbaai. Aan baren mond is zij door eene zandbank bezet,
zoo d a t, zelfs met hoog water, geene grootere vaartuigen dan van 30
loh haar kunnen opstevenen.
ATJIEH, st. in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Sumatra, aan
de rivier van ’denzenden naam, waarvan een tak midden door de
stad vloeit. Deze stad ligt omtrent eene mijl van de zee, 5° 26
N. B. 103° 19' 43" O. L., in eene vlakte, gedeeltelijk achter, ge-
deeltelijk in een digt bosch van platanen , palmboomen jen bamboezen,
dat längs de kust lig t, en een zonderling gezigt oplevert. Zjj is de
hoofdstad van het koningr. Atjieh en de zetel van den Vorst van dat
•rijk, wiens voorzaten er als Stedehouders van het thans aanmerltelijk
ingekrompen rijk Menan-Kabo regeerden, maar zieh hebben weten onafhankelijk
te maken.
De stad telt 36,000 inw., die in 8000 meestal houten liuizen wonen ,
welke veelal door geboomte vancen gescheiden en wegens de overstroo-
iningen , die hier dikwijls plaats hebben , op palen gebouwd zijn. Het
paleis des Konings, dat midden in de stad staat, is een groot, lomp ,
onaanzienlijk gebouw, van eenen dikken muur en ecnegrachtomgevea.
Men heeft hier eene door onderseheidene reeden verzekerde haven , van
welke de diepte echter merkelijk aan het afnemen is , hetgene den handel
, die hier vroeger door Nederlanders , Engelschen , Portugezen , Deenen
en Chinczen gedreven werd , zeer heeft doen vervallcn , daar de groote
schepen thans genoodzaakt zijn op de opene reede te blijven, die om
eenen unstekenden zandhoek digt bij de stad ligt, cn in de noordwest-
moeson of het regensaisoen zeer onstuimig is , terwijl alsdan aan het
Strand eene hevige branding staat. Scdert omtrent eene eeuw worden
daarenbovon de Europesche handelaren , inzonderheid de Engelschen cn