tlezulko , door welke aan het water , door overlaten afstroomende , eene
bcpaalde rigting gegeven wordt, — Deze dijken dragen dan wel eens
den naam van o ve r l a a t s d i j k e n ; echter is deze laatste naam meer
toepasselijk op dijken , die bij hoog opperwater lot o v e r 1 o o p bestemd
zijn. — AVierdi jken zijn zoodanige, die uit zoogenaamd lis-
wier zijn zamengesteld. — S c h e n ice Id ij k e n of op di jken
noemt men die , welke tot aansluiting of vereeniging van twee andere
dijken gelegd worden , zoodat daardoor een polder ontstaat. De be-
naming z o me r di jken wordt gegeven aan di j ken, welker be-
stemming alleen is , om bet zomerwater zoowel van de zee als van de
rivieren te keeren ; wordende echter aan deze dijken meer den naam
van z om er k a d e n gegeven. Noodd ij ken zijn die dijken,
welke slechts voor eenen körten tijd dienen moeten. Spierdi j -
ken of zwaard di jken zijn dezulke , wier buiten beloop, des winters
gewoonlijk, met beslagwerken wordt voorzien. Ook bestaan er
nog Tuin di jken, zijnde die op welker buitenbeloop een tuin gesteld
is , tusschen welken en den kruin de ruimte met bopzakken stroo of
andere materialen opgevuld wordt. Onder de Nederlandsche dijken
verdienen vooral vermelding de We s t k a p e l s ch ed i j k ; de Honds-
b o s s c h e j de We s t f r i e s c h e zeedi jk; de Ri j n l a n d s c h e
Sl a p e r d i j k ; de di jken b e h o o r e n d e t o t d e d i g t i n g
v a n d e n Me r k en Di n t e l en den S t e e n b e r g s c h e n
v l i e t , in N oord- B r a b a n t ! ; de Gr o n i n g e rOo s t e r d i j ken,
met het P u n t van R e i d e ; en , onder meerdere , de Kondu-
Tiier- en S urig e r - s 1 a p e r dij ke n , in F r i e s l a n d ; enz.
Het Koningrijk der N eoerlanden wordt door vijf hoofdrivieren en
vele mindere wateren doorstroomd , welke den binnen-en buitenland-
tschen ban d e l, vooral op Duitscliland , Frankrijk en Belgie, zeer veel
bevoordeelen.
De voornaamste r i vi e r en in N ederland zijn : de Rijn, de Maas,
de Schelde, de IJ s s e 1 en de Hunse. Bebalve deze voorname en
zeer vele mindere rivieren, heeft men in N ederland nog eene menigte k a-
n a l e n , v a a r t e n , me r e n en andere bi n n enwat er en. Zelfs
vele steden zijn rijkelijk van gracbten voorzien, hetgeen zoowel aan den
reizigcr , als aan den handelaar groot gemak verschaft. De merkwaar-
digste kanalen zijn: de Z u i d w ill e m s v a a r t ; bet Noord-Hol -
landscl ie kanaal ; het Vo o r n s c h e kana a l ; het kanaal
v a nKa twi j k ; het Z e d e r i k k a n a a l ; het k a n a a l van S t e e-
n e n h o e k ; het K a n a a l van Neuz en; de Wi 11 e ms va a r t ;
de Dedemsvaar t , het Wi n s c h o t e r d iep ; het Dams t er -
d i ep enz.
Onder de overige wateren zijn de voornaamste: de Zuiderzee;
bet IJ ; het H a a r l em m e rm e e r ; de Do l l a r t ; de Lau-vter-
zee en verdere groote Friesche meren; de B i e s b o s ch'enz. In vroe-
gere tijden was N ederland echter nog veel waterrijker , dan thanS ; want
in de lode , 16de en I7de eeuwen zijn er alleen in Noord -Ho l l a n d
drie en veertig en in Zu i d-11 o 11 a n d veertig meren drooggemaakt,
die te zamen eene oppervlakte van ruim 64,000 bunders uitmaken. In
Groningen, waar de voornaamste meren zijn: het Le ek s t e rme e r ;
liet Zu i d l a a r d e rme e r en het Schi ld m e e r , heeft men in 1618
het Sa p p e me e r afgetapt, hetwelk ook het Duivel smee r geheeten
werd, van wege het geraas des water, dat meerendeels 16; 14, 12
en op de waadbaarste plaatsen 7 voet diep was. Andere meren , alb het
H un i n g ame e r , het H o e k m a n s m e e r heeft de hand des tijds ,
doordekunst gcholpen,in die provincie uitgedroogd, en , evcn als het
Sa p p eme e r , ten minste grootendeels, in graan- en weilanden herschapen.
v . •
Polders zijn die landerijen, welke, wegens hare läge ligging otaanslylung
uit zee of rivieren , van dijken omgeven zijn. Sommige dezer polders
ontlasten bij ebgetij het overtollige water door kanalen en sluizen ; bij
andere , die zelfs nog lager liggen dan de waterstand der rivieren
of der zee bij ebbe , wordt het water melvijzel-, schroef- of scheprad-
watermolens , die door den wind gedreven worden, uitgemalen en in
vaarten afgeleid, waaruit het vervolgens längs uitwateringssluizen,
in de zee in de rivieren of in binnenwateren gestört wordt. — Onder
deze laatste polders worden ook de droogmake r i j en begrepen. De
voornaamste dezer droogmakerij en zijn : de Z ij p e , de B e em s t e r ,
de Sche rme r , de P u r m e r , en de Zu i d p l a s . In de provincie
Groningen bestaan er eene menigte polders , sedert vele eeuw'en gemaakt
van de aanslijkingen uit den Do l l a r t en uit de-Noordzee, vooral in
de 16, 17 en 18 eeuw. In deze eeuw zijn uit den D o 11 a r t nog geboren
de F i n s t e rw o l d e r p o l d e r , en uit de Noordzee de Noor d-
p o l d e r en de U i t h u i z e r p o 1 d e r (1). Hetzelfde heeft ook in
andere provincien plaats gehad, onder andere in Noord - B r a b a n d ,
welks westelijk gedeelte meest uit ingedijkte slibben bestaat, zijnde
de oudste nog aldaar aanwezige polder , Ou d -Cr om w i e 1, bij St e enb
e r g e n , reeds in het jaar 1363 ingedijkt.
N a t i o n a l e M i i i t i e .
Het grondgebied van het Koningrijk der Nederlanden is , met betrek-
king tot de Nationale Miiitie . verdeeld in Mi l i t i e -K a n t o n s , elk ,
zooveel mogelijk, bevattende acht- tot twaalfduizend zielen. In ledere
provincie zijn, naarmate van de meerdere of mindere uitgestrektheid ,
een of meer Mi l i t ie-Ko mmi s saris sen aangesteld , welke, als zoo-
danig, den rang hebben van Luitenant-Kolonel , ten wäre zij te voren
eenen hoogeren militairen rang hadden bekleed. Aan elk der Militie-
Kommissarissen wordt, in de provincien, waar zieh meer dan een bevindt,
door den Gouverneur, aan wien de zorg voor al wat in zijne provincie
tot het werk der Nationale Miiitie betrekking heeft, is opgedragen ,
voor elke ligting, een'bepaald rossort , bestaande uit een zeker aantal
Militie-Kantons ” tot uitoefening zijner werkzaamheden aangewezen.
Ingevolge de bestaande wetten op de Nationale Miiitie, heeft er
jaarlijks eene oproeping, loting en indienststelling van eene nieuwe
klasse van Militiens plaats. Ieder Nederlander, welke op den 1 Janua-
rij van het ja a r, waarin de loting gescliiedt, zijn negentiende jaar is
ingetreden en zijn drie en twintigste nogniet heeft volbragt, is verpligt
daaraan deel te nemen , indien liij niet in een der termen van vrijstel-
ling valt , die bij de wet voorzien zijn , of indien hij niet door het
trekken van een hoog nommer eene tijdelijkc vrijstelling bekomt, tot
dat men tot de oproeping van dat nummer overgaat. Van de natio-
( l ) O v e r de p o ld e rb ed ijk ln g en in de p ro v in c ie G ro n in g en is b re ed v o e r ig g e h a n -
deld in b e t o itmuntende w e rk v an onzen ineergcjn’ ezen medearb e ide r M r . H . O*
F s r r a , g e lite ld H e t G r o n i n g e r B e k l e m r e g t , w a a r in men op h o t r e g is te r
a c h te r het ad e d e e l, in 1837 te G ron in g en uitgekomen , kan v in d e n , dat e r bijna
in h et gehe e ie di.jkwezen v an die p to v in c ie beliandeld is .