APENEILAND, eil. in Oost-Indie, ten Z. van de St. Mattheus-
eilanden. Het behoort tot de Toekang-besie-eilanden, die aan de Zuidr-
kust van liet Snndasclie eil. Celebes liggen.
APENHUIZEN , buursch., in Zalland, p r o Overijssel, arr., kanten
2£ u. 0. van Deventer, gern en ^ u. 0. van Bathmen, 1J u. w..
ten Z. van Holten.
Eene onde overlevering wil, dat deze buursch. voormaals onder het
anrbt Kolmeschate behoord heeft, en tcgen 0 x e , dat toen onder Bathmen
gerekend werd, zoude vcrruild z-ijn, er is.daarvan echter geen bewijs
voorhanden.
APERLÜO of a p p e r l o , buursch. op de Veluwe, prov. Gelderland,
kw., arr. en 10 u. N. ten W. van Arnhem, distr. Overveluwe, kant.
en 1. u-, Z. van Eiburg, gem. en -f n. Z. van Doornspijk; met 13D
inw.
API of P o e i o -A p i - , dat is B r a n d e n d - E i i a n d , of liever Y x j u r e i l a s d ,
van poelo , eiland, en api, vuur; eil. in Oost-Indie, in de Indische
Zee, rcsid. Celebes, 4 u. N. 0. van Sumbawa , ten N.van- de straat
Sapi. Het heeft 3 mijlen in den omtrek en bestaat enkel uit eenen
ruim 1380 eil., hoogen vulkaan, die altijd rookt.
API-API, d. in Oost-Indie , op de westkust van het Sundasche eil.
Borneo.
API (GOENONG-), G o e n o n g - ä p i e of G to o n g - A p i , dat is B r a n d e n d e - b e r g ,
of eigenlijk V u u r b e r g , van goenong, b e r g e n api, vuur; eil. in
Oost-Indie, in den Molukschen archipel, tot de Banda-eilanden be-
lroorende , resid. Banda, ten N. van het eil. Banda, en ten W. van
Neira , tot welk laatste eil. het kan beschouwd worden te beliooren ,
als zijnde daarvan slechts door- eene zeer geringe- naauwte, het Zon-
negat geheeten, afgescheiden.
Het is het hoogste van alle de Banda-eilanden en eigenlijk niets
anders dan een hooge steeds rookende vulkaan , die dikwijls vuur
en lava uitwerpt, en waaraan tevens de hier veelvuldig plaats hebbende
aardbevingen moeten worden toegeschreven. Deze berg is van eene kegel-
vormige gedaante en rijst onmiddellijk uit zee op. Aan den top is hij
piatachtig en loöpt een weinig minder steil toe dan in het overige ge-
deelte. De krater is groot van omvang en aan hare zijde verheilen
zieh grootc rotsgevaarten , waaraan men gele zwavel, verhard spiesglas
(antimonium) en aluin ontwaart. Deze krater loopt oost-waarts in den
bcrg’neder en werpt alzoo de lava meerendeeis westwaarts u it, waar-
door het eil. Neira veelal van de lava. vrij blijft, ofsclioon het wel
eens door eenen aschregen wordt overdekt. Yan de hoogte a f, waar,
althans in latere tijden, geen lava lieeft gestroomd, is de Goenong*
Api met digt en zwaar geboomte- hegroeid. Aan den top is hij met
lava bedekt, die nog niet met eene vruchtbarc Schicht van- aarde over-
trokken en gevolgelijk geheel kaal is. Merkwaardig is h e t, dat bij
elkc aanzienlijke uitbarsting, de top van den berg, of liever de berg
zelf, liooger wordt. De verbazende hoeveelheid lava overstroomt zijne-
hellino-en , en wordt met eene dikke laag vulkanisehe asch overdekt, hetwelk
in de läge streken begroeid en in de hoogere streken , naar het schijnt,
verkalkt wordt. Volgens de overlevering der inlanders is de G o e n o n g -
Api thans veel hooger dan in vroegere tijden.
De grond is , hoewel voornamelijk op het geheele eiland uit lava.
zamengesteld , zeer vruchtbaar. Aan den voet van den berg groeijen
eene menigle kokos- en andere vruchtboomen , die aan bewoners van-
Banda toebekoorcn; plantaadjen van muskaatnooten of zoogenaamde
nootperken vindt men er echter niet. Men had op dit eiland in
langverloopen tijden längs het strand, onderscheidene dorpen ein
bewoonde plaatsen , maar deze zijn , door het gedurig branden van
den berg zoodanig verwoest,, dat zelfs de namen daarvan verloren zijn
geraakt. De meeste der tegenwoordige bewoners zijn huisgezinnen,
van Timor derwaarts overgekomen. Thans heeft men er twee schan-
sen : Kijk in de Pot en Koop.
Ten tijde van V a e e n t i j n zoude zieh op dit eiland ook eene soort
van groote slangen onthouden hebben, welke, naar de heschrijving ,
die hij er van geeft, de boa constrictor moet geweest zijn. Ook had
men er toen wilde koebeesten en varkens, die er zeer wel aardden.
De steile bosclirijke vuurberg kan zonder buitengewone moeite beklommen
worden , evenwel zijn kort na de uitbarstingen deze onder-
nemingen gevaarlijk. Zoo als dan ook in 16J16 eene dusdanige nieuws-
gierigheid den Korporaal P i e t e r H e n d r ik s z . en den Schildergast J a k o b
M a h r het leven kostte.
Deze berg heeft op onderscheidene tijden zeer sterk gewoed. Het
eerste geheugen , dat men daarvan heeft, is, dat hij in 1386 en daarna
weder in 1398 aan den top begon te branden en vuur uit te werpen.
zoodat men er nu eens de heldere vlam, dan weer eens eenen zwarten
dikken damp , soms ook wel eens eenen lichtgraauwen rook zag uitkomen.
Hij brandde ook in 1609, maar in Maart 1613 is deze berg met
een dusdanig geweld opengesprongen, en heeft zulke zwavelsteenen en groote
vuurvlammen , ten deele naar den zeekant, ten deele naar de zijde van
Neira en het fort Nassau, uitgeworpen, dat men, door de menigvuldige
asch , die er in dat fort en op de boiwerken gevallen was, de stukken
naauwlijks gebruiken kon , waardoor ook die van het kasteel in gevaar
stonden , om van de Bandanezen , die van Lonthoir en andere plaatsen
sterk opkwamen , overvallen te worden. Hetwelk echter door dekomst
van den Gouverneur Generaal G é r a r d R e y n s t , die toen juist met eene
vloot aldaar aankwam , belet werd.
In het jaar 1629 had hier eene hevige aardbeving plaats, en een half
nur daarna een zware watervloed, die met stil weder opkwam en
groote verwoesting aanrigtle ; vijfjaren later, namelijk in 1652 , barstte
de berg weder uit | betgeen van onderscheidene aardbevingen vergezeld
ging , die men bij herhaling in de maanden April, Mei, Junij en Julij
gevoelde, en den 24 December door eenen zeer hevigen schok gevolgd
werden, waardoor de huizen groote schade leden.
In het jaar 1685 schjjnt er ook een zware brand inwendig in den
berg geweest te zijn, die ten laatste gevolgd werd van eene gewel-
dige aardbeving , door welke de bergen scheurden , verscheiden huizen,
gebouwen en pakhuizen omvergeworpen werden, en velen zichgenood-
zaakt zagen, hunne steenen huizen te verlaten, en zieh in honten
of bamboezen butten , voornamelijk ’s nachts , te behelpen , uit vrees
van levendig, onder de instortende huizen , begraven te worden.
In het jaar 1690 heeft de G o e n in g -A p i wederom verschrikkelijk
gebrand , en niet slechts groote via mm en maar ook groote steenen,
meest naar het westen , uitgeworpen , en nu brandde hij wel zes jaren
achter elkander zonder ophouden , namelijk tot den 17 Mei 1696
als wanncer hij plotseling ophield, tot den 22 dierzelfde maand’
toen hij nog ruim een uur op eene verschrikkelijke wijze gewoed
heeft, maar daarop ook weder eensklaps stil werd, cn alzoo bleef, tot er, in
Februarij 1710, eene nog zwaardere aardbeving gevoeld werd dan die
van 1683, zoodat men op Neira het kasteel moest verlaten. Doch