Den 6 Julij 1635 ontstond er weder eene hevigc opsohudding binnen deze
stad. Het graauw smeet de glazcn in aan bet nuis van zekeren touw-
slager Z eeman genaamd die, ten onregte, gelijk sedert gebleken is ,
beschuldigd werd, touw, hennip en andere noodwendigheden aan den
vijand geleverd te hebben. Doch de plundering van het huis werd
voorkomen door de ruiterij , die toen bezetting hield in de stad. Ver-
scheidene andere huizen van leden der regering werden , ten zelfden tijde,
bedreigd met plundering , zonder dat bet tot de daad kwam. Maar den
9 trok een lioop wijven , onder het geleide van G xuet P ie t S cheer , die
zieh tot Kapitein opgeworpen had en van A leid de T urfvulster , die
een vaandel droeg , van oude lappen, aan eenen stok gebonden , naar
Z eeman’s lijnbaan, waar alles geplunderd en vernield werd. De schut-
terij toen in de wapenen gekomen, bragt den woesten hoop spoedig
tot bedaren. Vijf of zes belhanicls werden gevat, en ter stad uitge
bannen.
In 1673 de West-Friesche zeedijk doorgebroken en daardoor een
groot gedeelte van het Noorderkwartier ondergeloopen zijnde, had
zulks zoodanige groote kosten veroorzaakt, dat deze ramp voor dat
kwartier gerekend werd nadeeliger te zijn geweest, dan de geheele zoo
verderfelijke oorlog van 1672 tot 1676 ; als hierop nu kort daarna on-
derscheiden jaren achter een, eene sterfte onder het rundvee en twee
muisjaren volgden, zoodat de gemeente zieh niet in Staat zag, om de
gevorderde lasten op te brengen, ontstond er ten jare 1719 eene groote
opschudding te A lkmaar , waar het gemeen , dat zeer gebeten was op twee
Pachters van ’s lands middelen , met name D aniel S angne en A dolf
C romhout , den 7 Otetober op hunne huizen aanviei en die plunderde,
met voornemen, om , straks daarna , de woning van Mr. N icolaas K ien ,
Voorzittend Schepen der stad, die , het Schoutsambt, bij het openstaan
dier bediening, waarnemende , den Pachteren, in bet vorderen van ’slands
penningen, hulp had bewezen , op dezelfde wijze te behandelen. Dit
laatste echter werd nog voorgekomen, door liet tijdig op de been
brengen van een gedeelte der burgerij , die , geholpen van stadsbedienden,
de plunderaars uit elkanderen dreef.
De groote staatsverandering in 1747 , die ginds en elders zoo vele
bewegingen veroorzaakte, verwekte binnen deze stad weinig moeite,
Mordende aldaar, op den 1 Mei van dat jaar, Prins W illem IV. met
eenparige stemmen , tot Stadhouder verklaard.
In 1783 gaf A lkmaar het eerste voorbeeld van de vernietiging van
alle stadhouderlijke verkiezingen en aanbevelingen bij openvallende pos-
ten van regerings-ambten of bedieningen. Hevig was de tegenstand van
Prins W illem V tegen dit besluit. Maar geen verandering daarin kun-
nende te weeg brengen , bragt hij zijn beklag bij de Staten van
Holland in , die daarop besloten, d a t, onverminderd het wederzyds
beweerde, de ophanden zijnde verkiezingen van Burgemeesteren,
Schepenen en Thesauriers door H. E. Gr. A. zelven zouden gedaan
worden ; ingevolge van welk besluit, ondanks de tegenkantingen der
llidderschap en het beklag van Z. H ., de verkiezing van regeringsledcn
in February des volgenden jaars gescLiedde. Ook was de burgerij van
A lkmaar de eerste in betoonden ijver tot den wapenhandel ,* waartoe
zieh dadelijk een aantal van omtrent 600 personen vrijwillig aanboden.
Na de omwenteling van het jaar 1787 moest zij echter gedogen , dat
de regering buitentijds veranderd, de schutterij afgedankt, en eene
andere naar het voorschrift van den Stadhouder gevormd werd, terwijl
de stad zieh bovendien met inlegering van krijgsvolk bezwaard zag,
boewel een cn ander zonder merkelijke opschudding geschiedde , even
als de verandering van zaken in 1793 aldaar in alle stilte plaats had.
Toen de Engelschen en llussen in 1799 in Noord-Holland gelarid waren,
leed deze stad ook eenigen aanstoot, daar zij den 3 October van dat
jaar des morgens door de Fransclien en Holländers ontruimd zijnde,
in den namiddag door de Engelschen bezet werd, die haar echter reeds
weder den 8 verlaten badden, na alliier in dien tusschentijd twee
malen eene zeer drukkende requisitien te hebben uitgeschreven.
Bij de lieugelijke omwenteling van bet jaar 1813 bevond Alkmaar
zieh in eenen zeer moeijelijken toestand. Het was onmogelijk , hoe vu-
rig men dit ook wenschte, zieh dadelijk voor de goede zaak te verklären.
De forten aan den Helder, die onder het bevel van den Ad-
miraal V e r h u e l l , sterk met Fransche troepen bezet waren, dienden
tevens tot toevlugtsoord voor de door het land zwervende Franschen,
die altijd liunnen weg door Alkmaar namen , zoodat er de grootste
omzigtigheid noodig was , om te zorgen, dat de rust bewaard bleef.
De Onder-prefect, de Heer F o n t e in V e r s c h u i r , die te Alkmaar zijne
residentie had, nam met volkomene toestemming van allen het geheele
bewind in handen , en op zijn verzoek wapenden zieh schier alle
de aanzienlijkste burgers, tot voorkoming van buitensporigheden, het-
welk te noodzakelijker was , omdat eenige lieden, die niets te verliezen
badden , en bij de omwenteling fortuin dachten te maken , alle pogingen
in het werk stelden, om de bedoelingen van den Onder-prefect in een
verkeerd daglicht te plaatsen, terwijl deze al zijne krachten in-
spande, om de rust te bewaren en tevens te zorgen , dat de Kommandant
van den Helder geen voorwendsel had , om zieh meer on-
middellijk met de stad te bemoeijen. Intusschen gaf de Admiraal
V e r h u e l l , bij eene missive van 25 November, den Onder-prefect te
kennen , dat hij den Heer W i l l e t , Ontvanger der Douanen aan den
Helder, heve1 had gegeven, om zieh , onder geleide van een detache-
ment koloniale troepen, gecommandeerd door den kapitein S t . J ust,
naar Alkmaar te begeven , tot overneming van alle kontante penningen ,
die aldaar in de kas van ’s Rijks ontvanger voorhanden waren. De
tijding van den aantogt der troepen vervnlde de geheele stad met angst
en schrik, te meer daar men reden had , te duckten, dat zij , binnen
de stad gekomen , tot plundering zouden overslaan ; om dus het binnen
trekken te voorkomen, ging de Onder-prefect, geheel alleen, het
detachement tot Koedijk , een groot uur van A l k m a a r , te gemoet.
Hier wist hij de Heeren W i l l e t en S t . J u s t over te halcn , om zieh,
met achterlating der troepen, ter overneming der kas naar A lk m a a r
te begeven , dit nu verrigt en de troepen weder naar den Helder af-
getrokken zijnde, bleef de stad vervolgens van allen verderen aanstoot
van wege de Fransche autoriteiten vrij ; terwijl men Slechts den ge-
schiksten oogenblik bleef afwachten , om zieh voor de zaak der omwenteling
te verklären , waartoe den 29. November besloten werd , op
welken dag dan ook de stad Alkmaar, bij eene openlijke acte, van
de puije van het stadhuis afgekondigd , zieh aan de Fransehe heerschappij
onttrok, om zieh onder het bewind van eenen teig uit het huis van
Oranje te scharen.
Hebben wij hier voor gezien , dat Alkmaar veel door de oorlogs-
rampen te lijden had „ niet minder had zij van het water te verduren ;
zoo werd zij den 14 Deoember 1283 met de omliggende oorden door
eenen geweldigen storm en daarop volgenden watervloed zeer zwaar
bcschadigd; cn in lo70 rigtte de bekende Allerheiligen vloed in den