die door de uitgestrekte bossclien derwaarts getrokken wordt, er
de grond koud doet blijven, en alzoo de winter doet aanliouden ; de
lucht is er echter zuiver en zeer gezond.
De grond van de A r d e n n e n is weinig geschikt voor den graanbouw.
Men teelt er wel rogge , haver . boekweit en aardappelen , maar de
rogge is van siechte hoedanigheid en het land brengt nog niet wel de
helft voort, van lietgene er voor het gehruik der inw. noodig is. De
haver , die er in overvloed is , wordt alleen in het land zelve verbruikt,
omdat die uit de naburige streken, welke men er in nog grooter hoe-
vcelheid heeft, ook van betere hoedanigheid is. De boekweit wordt er
alleen op de oevers van de Semoy aangekweekt, waar de wärmte , door
de terugkaatsing der bergen meer vereenigd, haar spoediger tot rijp-
heid brengt, dan op het vlakke land, waar zij van de lente- enherfst-
vorst te lijden heeft. De aardappelen , het voornaamste voedsel der
mindere volksklassen, groeijen er welig, maar worden er vaak door de
vcelvuldige enlate vorst aangetast. Ook wasternog een weinig garst en
wat grof vlas ten gebruike van den landbouwer.
De landbouw is hier geen hoofdmiddel van bestaan, maar de
voorname hulpbronnen van het land zijn de honthandel, de vee-
teelt en de mijnwerken. De eik, de beuk , deolm, de esch , de ijp
en de berk, komen er welig voort. De Ardenner schapen zijn
beroemd om hun maisch eu smakelijk vleesch, dat een bijzonder
aangename geur heeft, welke men toeschrijft aan het voedsel, meest
uit welriekende kruiden bestaande. De Parijssche lekkerbekken zien
gaarne een Ardenner schapenbout op hunne tafel. Ook is de
wol van deze schapen, in goede jaren , zeer gezöcht, en men
heeft erveel vertier van. Het rundvee en de varkens zijn mede zeer
talrijk ; maar de koeijen geven er weinig melk , hetwelk men aan de
droogheid van het voeder toeschrijft. De ijzermijnen zijn er over het
algemeen rijk en menigvuldig , op sommige plaatsen zelfs zijn zij slechts
door eene dünne aardkorst overdekt. De smederijen zijn er talrijk
en deze tak van nijverheid maakt, met den wol- en den houthandel,
het voorname middel van bestaan der inwoners uit. Ook zijn er kolen-
branderijen.
De inborst van het volk is , even als die van alle herdersvolken, zacht
en eenvoudig. Zij zijn arbeidzaam en nijver , zoekendg zelfs in andere
landen een ruimer middel van bestaan dan hunne schrale grond hun
verschaffen kan. Diegenen , welke met geringe middelen en groote
opofferingen hunnen geest kunnen beschaven , bezoeken de openbare
scholen , om zieh door middel van de letteroefeningen een bestaan
te verschaffen. Zij , die niets dan hunne armen hebben, verkoopen
hunne dienst en hunnen arbeid om het brood te winnen. Men heeft
de Ardenners wel eens beschuldigd van groote drinkers en twistzoe-
kers te zijn ; maar deze beschuldigingen zijn beide zeer overdreven.
ARDENNERWOUD, in het Lat. A r d d e n n a S i l v a , was voorheen een
uitgestrekt woud , dat naar men wil, zijnen naam ontleende , van Ar-
d e n a , de D i a n a of Jagtgodin der oude Galliers, en van het 0. naar
het W. zieh moet uitgestrekt hebben van de grenzen der Remen en
Nerviers, aan de Maas , tot aan de Schelde. Yan hetN.naarhetZ.be-
sloeg het, volgens Jenes C e s a r , eene oppervlakte van 500 Romeinsehe
mijlen , of volgens S t r a b o , het geen op hetzelfde nederkomt,
van 4000 Olimpische Stadien , dat is .nagenoeg ISO uren Deze uitge-
strektheid bevatte dus die uitgebreide streek van aaneenhangende bos-
schen, waarvan het eene einde tegen den Rijn bij Aken paalde, en het
andere stoottc tegen de plaats , teil W. van Steenbergen, waar het
oude bed van de Maas zieh , aan de grenzen van Braband , tegen over
het eil. Tholen , met de Ooster-Scheide vereenigde. De stronken van
boomen , die men bij het graven van den put voor de benedenste sluis
op den Steenbergschen vliet, in 1825, heeft opgedolven , moeten echter
overblijfselen van een veel ouder bosch dan het A r d e n n e rw o u d zijn.
Zie daaromtrent vorder op S t e e n b e r g s c r e V l i e t .
Het werd door d eUb i e n , de Gu g e r n e n , de Me d i oma t r i -
k e n , de T r e v i r e n , de Re me n , de Ne r v i e r s , de Amb i v a -
r i t e n , de Mc n a p i e r s , de Ad u a t i k e n , de E b u r o n e n , de
S e g n i e r s , de Ce r e s e n , d e P ema n e n , en de Co n d r u s e n ,
bewoond , en bevatte dus een gcdeelte der tegenwoordige Pruissische
prov. R i j n l a n d ; de Fransche departeinenten Me u r t h e , Ma a s ,
M o e z el en de Vogesen j Nederlandsch en Belgisch L u x e m b u r g ,
de prov. Noor d-B r a b a n d , benevens de Belgische prov. L u i k ,
Zui d - B r a b a n d , A n tw e r p e n , Name n , He n e g o uwe n en
een gedeelte van Oos t-V l a a n d e r e n .
De plaats , waar dit groote bosch gestaan heeft, is thans grootendeels
bezet met steden, vlekken, dorpen en gehuchten, en men vindt
nog alleen overblijfselen daarvan in het S o n i e n b o s c h ten Z. van
Brussel en het Ar d e n n e r bos ch in Luxemburg en het Fransche
depart. der Ardennen , welk laatste bosch , dat voor het grootste gedeelte
tot ons koningrijk behoort, eene uitgestrektheid van 40 uren heeft.
ARDJOENÄ of D j a p a n , berg in Oost-Indie, eil. Java, in het Zuiden
der resid. Soerabaija, en zieh tot in de resid. Passaroewang uitstrek-
kende. Hij is een der hoogste bergtoppen van Java , zoodat h e t, volgens
de getuigenis van Inlanders , somtijds op dezen berg vriest.
ARDJOENO , A r jo e n o of E n d r o K i l o , gebergte in Oost-Indie, op het
Sundasche eil. Java, res. Passaroewang , in het Z. W. van het reg. Passaroewang.
Het wordt voor het hoogste gebergte op hetgeheele eil. gehou-
den en op 10,000 v.’ boven de oppervlakte der zee geschat. Het heeft
eene zuidoostelijke en noordwestelijke strekking, terwijl het zieh tenN.
met de P anango eng an en ten Z. W. met de T in g er en da
Ma h eme ro e vereenigt.
ARDJO-THOMAS , of de D u iz e n d A fg o d e n , plaats in Oost-Indie,
op het Sundasche eil. Java, resid. Buitenzorg, in de nabijheid der
plaats, waar eenmaal P a d j a j a r i n g , de tweede hoofdplaats der
Braminnen , gestaan heeft. Zij ontleent hären naam naar eene groep
aloude afgodsbeelden , uit de puinhoopen van Padjajaring opgedolven ,
en aldaar ordeloos op den grond nedergezet. Deze beeiden zijn uit
eene grijze steensoort gebeeldliouwd, en schijnen eer apen dan menschen
voor te stellen. De Javanen bewijzen daaraan eene goddelijke eer,
zoodat op eenige rotssteenen daaromtrent, ook steeds offeranden, uit
vruchten en bloemen bestaande , gevonden worden.
ARDJOWINANGON, reg. in Oost-Indie, op het Sundasche eil.
Java, resid. Madion.
ARDUENNA-SILVA, voorm. uitgestrekt woud. Zie A r d e n n e rw o u d .
ARELOESO , d. in Oost-Indie op het Moluksche eil. Timor-Laoet.
AREM, verbasterde naam van A rn h em . Zie dat woord.
AREMBERGER-GRACHT , vaart in Overijssel, van Zwartsluis noord-
waarts naar het Giethoornsche meer loopende.
Zij heeft haar bestaan en hären naam te danken aan J a n d e L ig n k ,
Graaf van Aremberg, die, toen hij in het midden der 16e eeuw ,
van wege F i l i p s I I , Koning van Spanje , Stadhouder van Overijssel was ,