inkömsten , als 200 pond van de gemelde baljuwschappen , 330 poriden
van de sluis te Grootenbroek en 30 pond van die te Medemblik ;
maar, ofschoon daarvan goede brieven gemaakt waren , kon de stad
de inkomsten van die twee gemelde sluizen nimmer bekomen.
Te dezen tijde leden de kooplieden zware verliezen door de roofzucht
der Engelschen, die niet nalieten, ofschoon het vrede was, hunne
schepen te nemen en te berooven. Men kreeg nogtans de voornaamstc
roovers in hechtenis , maar er bevonden zieh te A m s te r d am lieden, die
trouwloos genoeg waren , om de gevangenis te openen en de roovers
op vrije voeten te stellen.
Nadat Rotterdam , in den nacht van 19 November 1488, door de
Hoekschcn , onder Jonker F r a n s v a n B r e d e r o d e , ingenomen en het Slot
te Woerden mede door de Hoekschen , onder Jan, Burggraaf van Mont-
foort, bemagtigd was, werd in Januarij des volgenden jaars , op bevel
van M a x im i l i a a n , te Leyden eene algemeene dagvaart der steden be-
schreven , waarop die van Dor dr e c h t , Goud a, Br i e l l e , Ha a r l
e m , Leyden en A m s te r d am overeenkwamen, dat de vier eerst ge-
inelde steden , de stroomen zouden sluiten en de anderen , wier Poor-
ters waren uitgelrokken, Schiedam bewaren, voor welke stad, de
.Hoekschen dan ook het hoofd stieten. A m s te r d am werd , voor de dienst
in dezen betoond, begiftigd met het voorregt | dat haar vang- en banregt
tot op 1000 roeden uitgebreid werd, terwijl haar tevens ver-
gund werd, om ten eeuwigen dage de Roomsch koninklijke kroon
boven het stadswapenschild te mögen voeren.
Om de Hoekschen te temmen besloot M a x im ilia a n in 1490 tot de
belegering van het Slot te Montfoort, dewijl de lierovering van Woerden,
waaraan A m s te r d am grootelijks gelegen was , daarvan afhing. Om dit
met kracht door te zetten , werd bij den Baad der stad besloten, om
12,000 Andriesguldens bij leening op te nemen , ter uitrusting van
eenige schepen van oorlog. Toen werden Montfoort en Woerden gewonnen
, en Sluis, de eenige verblijfplaats der Hoekschen, later ook ingenomen
zijnde, werd hiermede een einde gemaakt aan den langdu-
rigert tweespalt der Hoekschen en Kabeljaauwschen.
F i l i p s I I , in 1494 de regering van zijnen vader M a x im ilia a n , die
inmiddels Beizer geworden was, overgenomen hebbende , beroofde de
stad wel van hare voorregten , maar onthief haar niet van de schulden,
die gedurende het bewind van zijnen grootvader en vader gemaakt
waren, zoodat er niets anders op was, dan nieuwe belastingen te
helfen , die toen meer bezwaarden dan vroeger ; want de stad had geenc
andere inkomsten, dan hetgene van de belastingen , de waag, de wijn-
accijns en de paalkist kwam, maar uit dit laatste /moesten weder
de kosten tot onderhoud van baken en zeetonnen benoodigd, goed
gemaakt worden; nogtans werd door F i l i p s het Baljuwschap van Am-
stelland in pandschap gesteld, gelijk dan Burgemeesteren aldaar eenen
Baljnw aanstelden.
«Ondertusschen nam de Amsterdamsche koophandel en zeevaart , te
midden van den oorlog, toe. In het laatst van 1497 kwam er onder
anderen een groot getal van koopvaardijschepen met velerlei waren
voor de stad aan. Voorts blijkt de aanwas van den koophandel der
stad in het Noorden, uit een privilegie van Jan I I , Boning van
Zweden, Denemarken en Noorwegen, den 26 December 1498, gegeven ,
waarbij hij aan de stad A m s te r d am en aan de gemeene Hollandsche
steden , die hem gemagtigden hadden toegezonden , vergunde , twce
dcrden van hunne gestrande goedercn te mögen naar zieh nemen ,
mils bergloon en kosten betalende; terwijl bij den volgenden dag de
stad A m s te r d am in het bijzonder nog den vrijen handel op Noorwegen ,
met name op de stad Bergen, toestond.
Bij den oorlog, die in 1304 met de Gelderschen uitgebarsten was ,
hadden A m s te r d am en de Noordhollandsehe steden, onder bevel van
P i e t e r v a n L e e u w a a r d e n , eene vloot gereed gemaakt , die op de Zuiderzee
kruiste, en omtrent den Eem lag. Toen de Gelderschen, waarbij
zieh een groot getal visschers van Harderwijk gevoegd hadden , op de
Amsterdammers afkwamen , zakten de Hollanders , die niet genoegzaam
van krijgsbehoefte voorzien waren, a f , tot op de hoogte van het Slot te
Muidcn, van waar zij een klein vaartuig naar A m s te r d am zonden , om
buskruid te halen ; eer dit echter terug kwam , had de vloot het anker
geligt, en was naar Waterland geslevend, op welk gewest de Gelderschen
het gemunt hadden. Het vaartuig met buskruid kwam ten
laatste bij de vloot, en toen had men gaarne de Waterlandsche visschers
, die zieh hier omstreeks in zee bevonden, aan boord genomen,
ten einde de manschap te versterben , maar dezen gingen door, zoodra
de vijand in het gezigt kwam. Op de lioogte van Marken werd het
eerste vijandelijke sehip aangetast ; gedurende het gevecht werd de
vloot door de Monnikendammers, die er met kleine vaartuigen naar
toe roeiden , versteckt. Lang duurde h e t, eer de strijd beslist was.
Maar, toen twee of drie van de grootste Geldersche schepen zieh een
weinig van de vloot verwijderden , ten einde een Frieschen koopvaarder
te bemagtigen , gelukte het aan de Hollanders de overwinning te behalen.
Zij maakten hier vele gevangenen , die men, uit vrees voor de kosten
van hun onderhoud , noch te Monnikendam , noch te Maiden , noch te
A m s te r d am wilde ontvangen ; maar J a n B e n n in g J a n s z o o n , Schout dezer
laatste stad bragt te weeg , dat men de meesten op hunnen eed ont-
sloeg , anderen betaalden hun losgeld , en de schepen der Gelderschen ,
die het geluk hadden te ontsnappen, liepen met eenen günstigen wind
naar huis. Vöör dat het jaar 1304 geeindigd was, maakten de Gelderschen
zieh weder tot eenen nieuwen togt op de Zuiderzee gereed;
waarom men te A m s te r d am ook wederom bezorgd was voor overrom-
peling, en daartegen alle voorzorgen in het werk stclde. Zoo werd er
door de regering bevolen, dat de Lastaadje (nu de Geldersche kade) ,
waar toen veel hont lag , geheel en al moest ontruimd worden; dat men
alle waterschepen zoude zeilvaardig maken ; dat alle ruiters , in
stads soldij staande, zieh gereed moesten liouden, om te kunnen
scheep gaan ; en dat niemand , na het luiden der boevenklok , die ten
9 ure des avonds begon , zonder lantaarn op straat mögt komen;
maar dit maal kwam men met den schrilc vrij.
In 1303 werd het verbod van uitvoer van granen weder ingetrok-
ken, en de stad ontheven van de grafelijke tollen te Wezel, Beulen
en Yenlo; terwijl zij ook in het genot van onderscheiden voorregten
hersteld werd.
In het jaar 1307 kreeg A m s te r d am nog eenige nieuwe voorregten van
C h r i s t i a a n Boning van Denemarken, die zeer ten voordeele van den
koophandel strebten , daar ook het regt van exue, voor gestrande of
verongelukte schepen en goederen , vernietigd werd.
De Gelderschen in 1308 het gemaakte bestand verbroken hebbende,
stelden de Amsterdammers weder alle de vorige behoedmiddelen te werk ,
men beraamde zelfs een ontwerp tot het afbreken van eenige huizen ,
en toen Muiden en Weesp in banden van den vijand gevallen waren,
onderging de gelieele Lastaadje dit lot, Somnjigen verbalen, dat de