en wapens, ook een boot la g , die er reeds v o o r l a n g e jaren gebracht
moest wezen.
Wij voeren met de overige Kajans den Tjehan op en bereikten
reeds spoedig den kiham Toekar Anang, die veroorzaakt bleek door
eeD kalksteen-bank dwars door de rivier, aan welker uitslijpende
kracht hij langer weerstand had geboden dan de zandsteenlagen
boven en beneden. Een groot gedeelte stak bij dezen waterstand
boven de oppervlakte der rivier u it, die daarm lijsten en spitsen
had gegroefd, en hier en d a a r f r a a i e wit marmeren bekkens gevormd,
schitterend onder den feilen zonneschijn. Zooais altijd, genoten op
deze gladde rotsen onze oogen meer dan de geschoeide voeten en
ook de roeiers hadden veel moeite, onze booten tegen het snelvlie-
tende water op te slepen, dat op enkele d i e p e r uitgespoelde plaatsen
zijn weg vond. Verder op evenwel werd de vaart zeer kalrn en
slingerde de Tjehan in vele kronkelingen door een reeks van een
tiental kalkkegels met een hoogte van 300—450 M., van welke
enkele den vorm van ruggen aannamen, maar alle met ongeveer
loodrechte wanden oprezen. Aan de meesten waren schuine vlakken
te zien, de sporen van naar beneden gestörte gedeelten, welke vlakken
bijna allen gelijke helling en strekking vertoonden (hell. 44° n.
h. z. en strekk. 242°). In de meeste van hen kwamen holen voor,
sedert lange jaren de begraafplaatsen der omwonende Pnihing-be-
volking en vroeger wellicht van de door dezen verjaagde. Dat deze
bevolking hier vroeger bestaan moest hebben, bewees ons de over-
levering, die er van verhaalde en het doel onzer reis, de Batoe
Kalong (steen met figuren), welke wij tegen den middag bereikten.
Het bleek een groot rotsblok te wezen, dat geheel op zichzelf in de
bedding van den Tjehan op een rolsteenbank lag. Als al dergelijke
steenen, boezemde ook deze aan onze Kajans een groote vrees m
als woonplaats van een boozen geest en zij waagden zieh met in
zijn nabijheid! Terwijl wij ons met de photographische opname bezig
hielden, zette Kwing zieh met de zijnen op een afstand neer. In
dezen schenen ook de stammen, die hier vroeger woonden, met de
Kajans van gelijke gevoelens geweest te zijn, want men had den
top indertijd blijkbaar voorzien van een krans van figuren, inhoofd-
zaak rjngen en ’ spiralen, die met groote zuiverheid m den steen