maken met de zes laatste films, die wij nog over hadden. Tot ons
groote genoegen werkten deze nog zeer goed; hoewel zij minstens
anderhalf jaar medegeweest waren onder allerlei omstandigheden
van kou en wärmte, bleken zij hier nog niets van hunne gevoelig-
heid te hebben verloren en de iiegatieven werden goed helder.
Het paleis van den Sultan van Eoetei was, evenals bijna alle
grootere gebouwen op Borneo, opgetrokkeh van ijzerhout. Het geheel
maakt een vorstelijken indruk, zoowel door zijne grootte als door
de inrichting. Het is een vierkant gebouw met eene verdieping,
anderhalven M. boven den grond en een 40 M. lang en breed. Eene
zijde van de ruimte beneden wordt ingenomen door de troonzaal,
die de geheele breedte van het gebouw beslaat en eene diepte van
10 M. heefl. Rechts van den ingang staat de troon, terwijl links
een groote monumenteele trap naar de bovenverdieping voert.
Achter de troonzaal bevinden zieh de verblijven van het tallooze
vorstelijke gezin.
Boven loopen er längs twee aan elkaar grenzende zijden, die op
den Mahäkam uitzien, galerijen, waarop de logeerkamers aan den
eenen kant en de regeeringslocaliteiten aan den anderen kant van
het paleis uitkomen. De overschietende ruimte staat met de vorstelijke
verblijven beneden in verbinding en dient ook voor het gebruik
van des Sultan’s gezin Daar men juist bezig was electrische geleiding
voor verlichting aan te brengen, zag ik het geheel niet in zjjnen
luister.
Meer dan deze boezemde mij de schitterende verzameling van
Dajaksche oude kralen belang in , die de Sultan bezit en van welke
^Ü een gedeelte liet zien, dat op zijtie lictieve Borneosche waarde
geschat, zeker een kwart millioen gülden moest vertegenwoordigen.
Behalve deze moet de vorst nog eene schoone collectie gouden
sieraden en : edelgesteenten bezitten, waarop hij met recht niet weinig
trotsch is. Gedurende zijne regeering moet de rijkdom van hetregeerende
huis zeer zijn toegenomen, omdat onder hem Eoetei begonnen is ,
zijn voorraad getah pertja en rotan uit te voeren en eene handels-
politiek aan te nemen, door welke bijna de geheele bevolking van
het Mahäkam-gebied door middel van in- en uitvoerrechten aan den
Sultan schatting opbrengt.