II, 188.
Woning van een voornamen Bahau te Long Tepai.
AANKOMST TE LONG TEPAI 133
strenge ouders onder de Bahau’s zeldzaam zijn, zwichtte Kwing
voor den wil van zijn jeugdigen spruit en kon ook Oeniang niet
achterblijven.
Zoo werd de uitwerking mijner behandeling zeer onzeker, maar
de verdere plannen voor dien dag dreven mij naar beneden, om te
zien, hoe Paren Dalong bet maakte.
Deze bleek wat tot zichzelf gekomen en raadpleegde mij over zijn
toestand; hier echter gevoelde ik meer tijd noodig te hebben, om
een plan van behandeling te maken, en zoo moest hij zieh tevreden
stellen met mijne verzekering van bij het terugkeeren een nacht in
zijne woning door te brengen, een gunst, welke een Bahau-hoofd
zeer op prijs stelt.
Op die wijze gelukte het ons vöör het vallen van den avond te
Long Tepai te komen, de plaats, waar Bo Lea aan het hoofd stond
der Longglats en tevens gebood over de andere stammen der ’Ma
Toewän en der ’Ma Tepai, hoewel die ook hun eigen hoofden
hadden. Ieder van deze stammen bewoonde een eigen huis, zoodat
ook hier, evenals te Long Njiwoeng en te Batoe Sala, verscheidene
lange huizen naast en achter elkaar, op den wel 20 M. hoogen
oever stonden. Het verblijf van Lea, kenbaar aan den daar als aan-
hangenden awa’ , nam naar ’s lands wijs een afzonderlijke plaats in ,
maar kon zieh, wat fraaiheid van uitvoering aangaat, niet metenmet
een ander, dat toebehoorde aan Bo Ibau, een Longglat van hooge
afkomst, en getrouwd met de oudste zuster van Kwing Irang. Bij
hem namen. wij onzen intrek, daar het huis van Bo Lea aan alle
vreemden verboden was, zijnde Bo Lea voor zijne ziekte onder behandeling
van inlandsche vrouwen, hetgeen altijd door verscheidene
dagen verbodstijd gevolgd wordt. Veel uitwerking evenwel bespeurde
hij van hare geneeswijze niet, en men verzocht mij ook aan hem
mijne bijzondere zorgen te wijden ; ook voor mij bleef echter voor-
loopig het betreden der woning verboden. Volgens mijne gewoonte
dwong ik mijne gastheeren nooit dan bij hooge noodzakelijkheid
om hunne overtuiging en hun geloof geweld aan te doen en besloot,
om het verblijf daarvoor maar wat te rekken. Bo Lea bezat trou-
wens zooveel invloed in den Boven-Mahäkam en tevens zulk een