meer en meer in onze nabijheid en deze laatsten deden mij zelfs
de eer a a n , hare h o o g e , schuwe persoonlijkheden onder mijne be-
handeling te stellen. Daardoor kreeg ik al spoedig een inzicht in
de intieme Terhoudingen Tan Kwing Irang’s huisgezin, dat behalve
deze twee Trouwen nog bestond in een zoontje Häng Tan de jongste
Trouw en een aangenomen dochtertje Gehad Tan de kinderlooze
oudste Trouw Hiäng.
Deze laatste, hoewel niet Tan yorstelijken bloede, zwaaide eigenlijk
den scbepter, zoowel in het huis als er buiten. Haar echtgenoot was
de eerste, om baar in alles te gehoorzamen, en hoewel hij dit
wellicht niet gaarne had willen bekennen, durfde hij niets te onder-
nemen, waarin zij niet gekend was. Dat deze inTloed niet Tan den
laatsten tijd dateerde, bleek wel hieruit, dat Kwing op haar aandrijyen,
Troeger een paar zijner andere Trouwen weggezonden had, hoewel
een Tan haar hem een zoon geschonken h a d , die bij hem woonde.
Gelijk meer personen Tan groote geestkracht, werd zij Toor haar
streTen, om allen te heheerschen, gehaat door de meeste leden Tan den
stam, die niet tot hare familie behoorden en niet het minst yeraf-
schuwd door de lijfeigenen, welke meer dan de anderen onmiddellijk
haar inTloed geToelden.
Aan Kwing Iran g zelf ontbrak het energieke karakter Tan die echt-
genoote, maar hij bezat daarentegen een groote onhaatzuchtigheid
en wensch naar Trede, waarTOor hij wijd en zijd bekend stond.
Van ouds Testigden zieh ook alle Maleische kooplieden, die zieh
zooTer waagden, hij hem en daarom Tond ik de Kajans ook Teel
meer in katoen gekleed dan bijy. de Pnihings. Onder zijn heer-
schappij trokken de Kajans niet meer op sneltochten en door zijn
hooge geboorte oefent hij aan den geheelen Boyen-Mahäkam in die
richting een grooten inTloed uit.
De tweede Trouw, wat jonger dan Hiäng, Tervulde slechts de
rol Tan moeder Tan het tienjarige zoontje Häng; zij was een goede ziel,
die in haar jeugd Teel leed Tan eene ziekte, die haar Terhemelte
en het inwendige Tan hären neus Terwoestte; wellicht hierdoor
Terloor zij allen lust om zieh tegen de heerschappij yan haar huis-
genoote te Terzetten.
Zij behoorde tot een aanzienlijk geslacht onder de Longglats en
bracht uit die omgeTing een hijzonder talent mede in het Tlechten
Tan rotan-TOorwerpen en het maken Tan kraalpatronen; in dit op-
zicht gold zij in haar omgeTing als bijzonder yerdienstelijk.
De oudste zoon B ang, een man Tan ongeTeer 25 ja re n , woonde
getrouwd op zijn eigen rijstyeld, dat hij met behulp Tan eenige
hem geleende slaTen bebouwde. Hij kwam zoo nu en dan bij zijn
Tader kijken en hield zieh OTerigens het liefst bezig met de jacht.
BehalTe hij kreeg geen ander Kajan eenige hulp yan de slaTen
yan het hoofd. Kwing liet hen bijna allen zelfstandig wonen in de
nabijheid yan het groote rijstyeld, dat zij onder de leiding yan een
der Toomaamste Kajans yoor hem moesten bebouwen. Yoor zieh
en hun gezin legden zij een kleine ladang aan, grooter naarmate zij
in hun midden oyer meer of minder werkkrachten beschikten. Nu
en dan yoer het hoofd zelf of zijne yrouwen den Bloeöe eens o p ,
om den yoortgang yan den arbeid te zien, maar namen aan den
arbeid geen deel. Een groot deel hunner bezittingen beyond zieh
ook in het ladanghuis en niet in de woning, bij welke wij woonden.
Blijkbaar vestigde Kwing Irang zieh met de zijnen tijdens den rijst-
bouw, wanneer hij geene gasten had, Teel in de nabijheid zijner
yelden, die dit jaar zoo groot waren aangelegd, dat hij ook bij
mislukken geen hongersnood zou hebben.
Voor wij yertrokken, wilde Kwing trachten, om den thuisblij-
yenden een groote hoeyeelheid yisch achter te laten en maakte zieh
daaryoor gereed tot het houden yan een toeba-yischpartij in den
Broeni, een nabijgelegen bijriyiertje yan den Bloeöe. Eerst regende
het boyen een paar dagen, waardoor het water te yeel rees, maar
zoo spoedig de gelegenheid schoon bleek, steyenden wij, yergezeld
yan yele prauwtjes den Broeni op ; er stond slechts weinig water
en hier en daar yeranderde het drijven weer geheel in sleepen, maar
toch hereikten onze bootjes zoo spoedig de plaats yan bestemming,
dat wij lang op de aankomst yan die der yerder afgelegen ladangs
wachtten. Na een tijd lang met mij een onTerschillig praatje ge-
maakt te hebben, liet hij mij oyer aan een zijner mantri’s , dien ik
reeds als een welbespraakt indiyidu had leeren kennen en met yoor-
dacht of niet, had hij mij weldra op het Teld der politiek gebracht.
Spoedig werd het mij duideljjk, dat hem hier de rol toeyiel, die