BLADWIJZER.
A.
Aardewerk, zie Potten, gebakken.
Abei (bezwering), II, 215—230.
Abi (gambir), II, 284.
Adjat (draagmand), I, 86, 185.
Afsluiting eener rivier, II, 83.
Afwerings-middelen, I, 133, 147,
II, 120, 181.
Ajo (sneltocht), I, 88, 148.
Agas, insect, I, 28.
Aka hiling, liaan, I, 262.
Aka kabir, liaan, I, 262.
Aka klea, plant, I, 277.
Alan broewa (zielenweg) I, 153.
Alan tb (geestenweg) I, 161, 194.
Algemeen stemrecht, I, 172.
Amei Tingei (Hooge Yader) 1 ,139,
163.
Amin (woning) I, 152, II, 134.
Amin aja (woning van een hoofd),
I ,’ 65, 76, 172, II, 167, 219,
221, 278.
Ana, plaats, II, 97, 345.
Angan (steen), I, 163.
Angan bangb (groote steen), 1 ,156.
Angan tbp& (kleine steen) I, 156.
Angel, yisch-, I, 205.
Animisme, I, 106, 145, 146, 180,
II, 195.
Ao la.li, spatel, bezweringsmiddel,
I, 156.
Apoe Kajan, stamland, 1 ,106,127,
141, 252, II, 262, 263, 266.
Apoe Kbsio (zielenrijk), 1 ,83,85-87,
105, 142, 149, II, 246.
Apoe Lagan, I, 189, II, 215.
Apoei (yuur), I, 156.
Apoon, berg, I, 298, 229, 3Q3.
Armringen, I, 121, 122, 197, 199,
204, 292, II, 56, 156, 361.
Aron kertap (kleefrijstdag), 1 ,199.
Aron oeting (yarkensdag), I, 197.
Asing (tol), I, 166.
Asb (hond), I, 130, 239.
Ata (water), I, 156.
Awa’ (ontyangzaal, gastenvertrek),
II, 35—37, 99, 131, 173, 179.
Awang, riyier, I, 298.
B.
BS. (lendendoek), I, 121.
Bit Bang Kaang (regenboog, aan
den Boven-MahSkam) II, 183.
Bah (mond), I, 241.
Baha (gepelde rijst), I, 156.
Bahau’s, 1,6,31,35,54, 66,89-113,
115, 129, 131—133, 141, 145,
168, 179, 223, 229, 230, 235,
239, 241, 253, II, 11, 31, 39,
57, 98, 155, 166, 266, 304, 346,
351, 360—369.
Bajang (baadje), I, 166.
De woorden tusscben haakjes geven, in den regel, de vertaling, die tussohen
ko in mu’s de verklaring van het voorafgaande woord; mede is liier en daar tus-
sohen. ( ) geplaatst eene afwijkende spelling, bv. Rimau (-maw). Daar waar
vertaling en verklaring ontbreken, was de beteekenis van het woord niet of
niet voldoende uit den tekst te begrijpen, zooals bij Dinoe en Pongan,