denkbeeid als die van Long Kup scheen te wezen, dat men zieh
nu juist niet zoo nauwkeurig aan de afspraak behoefde te houden.
jjaar dit extra-werk ons alles behalve gelegen kwam, vatte ik het
plan o p , om mp ook van de afspraak los te maken en hem te
laten voelen in zijn beurs, dat zulk eene handelwijze niet in den
haak was.
Kwing zond er echter eenige mannen op u it, om in ’t bosch
eenige geschikte boomen uit te zoeken voor het kappen der
planken en nadat de doode begraven of liever bijgezet was, ver-
trokken ook Bo Bawan en de zijnen weer voor hun vogelzoekerij.
De ergste regentijd scheen nu voorbij, want onder voortdurenden
Oostenwind bleef de lucht helder en het water laag.
De lijkbezorging had omstreeks den middag plaats, toen een paar
booten met roeiende mannen en weenende vrouwen van boven längs
de rivier af voeren, om de lager gelegen begraafplaats te bereiken.
Men gebruikte twee dagen voor het gereedmaken van de uitrusting
van dezen doode en had in de booten, waarmede men de kist ver-
voerde, planken en balken met gereedschap, om een Stelling te
maken met een klein dakje, als bescherming voor het lijk. Dit
hüllen ook deze Kajan’s in zijne beste kleederen, plaatsen kralen
op de oogen en in den mond en leggen wapens en andere benoo-
digdheden in de nabijheid, om in Apoe Kesio te gebruiken. Daar
de kisten niet geheel gesloten worden, zijn de beenderen vrij snel
van de weeke deelen ontdaan; zij moeten door de nabestaanden dan
verzameld en gereinigd worden, voordat men z e , in een witten doek
gewikkeld, in een ouden tempajan of een ijzerhouten vierkant kistje
bijzet, veelal in een rotshol. De kralen en sieraden van het lijk
blijven liggen op de begraafplaats en ook zijne wapens willen de
levenden niet weer in gebruik nemen. Daar de Poenan’s minder ge-
voelig zijn op dit punt en nog wel eens graven berooven, onthouden
Bahau’s er zieh van, om bij hen fraaie wapens te koopen. Het
bijzetten van het gebeente geschiedt dikwijls met groote feestelijk-
heid en het heeft niet' plaats in gezelschap van de klaagvrouwen,
die bij de uitvaart van dit lijk aan weerszijden van de kist zaten
en hare klaagtonen zonder tränen lieten weerklinken.
Dat de Kajan’s zieh bepaald gereed maakten voor onzen tocht,
bleek uit de komst van vele mannen, die met hunne booten de ci-
lindervormige pakken rijst van rotanlatjes in de woning van Kwing
Irang plaatsten. De booten voor de woning lagen allen reeds gereed,
maar men vertelde, dat de menschen, die van hooger aan den Bloeöe
mij zouden vergezellen, nog wel acht booten gereed maakten.
1 April veroorzaakte een regenbui ’s nachts zulk een rijzen van
het water in den Bloeöe, dat Kwing het nu mogelijk oordeelde,
om de zware boot naar boven te brengen; bij laag water lag de
boot te diep. Eerst lang na den middag kondigde een regelmatige
riemslag van veel menschen ons vaartuig aan; aardig was het te
zien, met hoeveel genoegen de roeiers zieh inspanden, om het flink
vooruit te doen schieten en Kwing Irang zelf hanteerde zijn pagaai
als de beste. Bij aankomst verkondigden allen den lof van dit mooie
stük werk; hij was licht, dreef goed en niemand wist er iets op
aan te merken. In het nauwe riviertje voldeed de 21 M. lange en
1,25 breede boot van ongeveer dezelfde diepte dan ook bijzonder
en duidelijk bleek h e t, dat de kistjes met levende planten in deze
de beste plaats zouden krijgen, die wij wenschen konden. Des anderen
daags bonden eenige jongelui met even veel opgewektheid de boorden
er op, twee rijen boven elkaar en vervaardigden verder lange houten
rasters, om als vlakken bodem te dienen, zoodat de lading, levend
of dood, niet onmiddellijk last kreeg van ingedrongen water.
Gelukkig lag zij ’s avonds kant eh klaar, want even daarna roeide
een bootje den Bloeöe op met het bericht, dat een Pnihing-Dajak,
die getrouwd was te Long Njiwoeng met een vrouw van ’Ma Toewän,
daär twee mannen en drie vrouwen, waaronder zijn echtgenoote,
vermoord had en daarop met zijne wapens in het bosch de vlucht
genomen. In den angst, dien deze tijding veroorzaakte, bracht men
dit voorval onmiddellijk in verband met de ongeregeldheden boven
en verhaalde er bij, dat deze Pnihing naar Long Kup had willen
gaan, om zijne bloedverwanten te bevrijden, daarin door het hoofd
tegengewerkt was en zieh daarvoor gewroken had op een gezelschap,
dat hij bij zijne vrouw in het ladanghuisje vereenigd vond. Nu zou
hij het dus ook op de Kajan’s en ons willen verhalen, welke ver-
onderstelling iedereen op zijne hoede deed wezen en ik nam in mijn
bijna open hut ook eenige veiligheidsmaatregelen, die tevens voor