tot op een 1000 M. hoogte verhief, aan de achterzjjde omgeven
door den rechten rüg van den Ong D ia , die zieh evenwijdig met
den Mahäkam naar het Westen uitstrekte. Tusschen deze in lagen
nog eenige heuvels, die zacht glooiend naar het rivierdal afliepen,
waaruit aan den Zuidelijken oever de Ong Bringin zieh even lang-
zaam verhief. Naar het Zuiden verschafte de bpi ons het uitzicht op
het scheidingsgebergte tusschen Mahäkam en Moeroeng, een merk-
waardig regelmatigen bergwand, die, naar het Westen zieh flauw
verhelfend, er inderdaad aanleiding toe gaf, om hem wegens den
rechten bovenrand Batoe Lesong (rijstblok) te noemen. Hij scheen
tot een 1800 M. hoogte op te loopen en viel, uit de verte gezien,
van boven een paar honderd meter loodrecht a f, wat verklaart,
waarom er over het gebergte geen enkelen weg voert naar den
Moeroeng, alle loopen er ten Westen of ten Oosten omheen.
Tusschen den Batoe Lesong en den Mahäkam verhieven zieh ver-
scheidene reeksen läge heuvels en ruggen, alle met een strekking
van Oost naar West; alleen vormde de Batoe Kasian met den Batoe
Mili en den Moäng, benevens twee andere bergen, een reeks van
zelfstandige kegels, die vrij wel op een lijn zieh in Noord-Zuide-
lijke richting tusschen Ong Dia en den Batoe Lesong uitstrekten.
De Batoe Mili en de Batoe Kasian zijn saamgesteld uit vulkanische
gesteenten, zooals er in het gebied van den Boven-Mahäkam op zeer
vele plaatsen door de oppervlakkige zandsteenformatie heenbreken.
Naast deze sporen van vulkanische werking, die in den regel uit
andesiet bestaan, wijzen ook de vele minerale bronnen daarop,
welke gedeeltelijk door de bevolking werden aangewend, om er
zout uit te winnen en die a lle , naast het zouthoudende water ook,
koolzuur doen ontwijken. Tegenwoordig vormen deze „sepan” in
den drogen tijd nog slechts het aantrekkingspunt voor herten en
buffels, welke er het zoute water komen likken.
Na een zeer fraaien dag met wolkenloozen hemel, beloofden ons
de Kajans ook een kalmen nacht, en ik spitste mij reeds op
het genot van een schitterend tropischen sterrenhemel, welken wij
in den Boven-Mahäkam nog niet gezien hadden. Yooral van October
tot Mei vormt zieh daar bijna iederen dag even na zonsondergang
een laaghangende wolkenmassa, die het geboomte van de läge heuvels
in zieh opneemt en tot den morgen, een of twee uur na zons-
opgang, den geheelen hemel bedekt. Ook nu zouden ons de vrien-
delijke lichtjes der sterren den geheimzinnigen stillen nacht op dezen
bergtop niet verlichten; boven de Batoe Lesong in het Zuiden ver-
scheen een klein wolkje, dat alleen door de flikkeringen van den
bliksem er in , onze aandacht trok. In de eerste uren, terwijl wij na
den maaltijd nog genoten van het fraaie uitzicht op de wolkenlaag,
die zieh beneden ons vormde en de lagere streken met een licht-
grijs kleed bedekte, waaruit zieh slechts enkele heuveltoppen verhieven,
werd deze wolk grooter en grooter en n a a r het luider worden
van den donder naderde het onweder blijkbaar ook. Tegen acht uur
trokken de wolken van beneden tegen den berg o p , die uit de verte
voegden er zieh bij en niet lang daarna omgaf ons een dichte mist,
waarin wij zelfs de naaste boomen niet meer konden onderscheiden.
Wegens den verwachten kalmen nacht, hadden de Kajans ons slechts
naar de wijze der Poenans, een schuinen wand van boombladeren
gemaakt, waaronder onze klamboe’s naast elkaar waren uitgesp.mnen
en vergenoegden zichzelf met een dergelijk logies; maar toen de
zwevende waterdeeltjes der wolken zieh begonnen te verdichten,
eerst tot een fijnen regen en daarna tot een tropische regenbui met
hevigen wind en de Belare, die in den Kasian gehuisvest was,
zieh daarbij liet gelden door hevige donderslagen en door het flik-
keren zijner oogen met feile bliksemschichten den omtrek verlichtte,
sloeg de regen van voren en van ter zijde naar binnen en boden
onze klamboe’s slechts een zeer matige bescherming aan. Gelukkig
beveiligde de waterproofonderlaag tegen het v o c h t van den hellenden
bodem, die door het van boven stroomende water geheel gedrenkt
werd en mij ne wollen dekens werden slechts gedeeltelijk nat, zoodat,
afgezien van de onaangename atmosfeer in de natte en daardoor
minder luchtige klamboe, de nacht nog vrij bevredigend verliep.
Allen waren echter blijde, toen de dag aanbrak, de regen ophield
en wij onze verstijfde ledematen konden uitstrekken wel niet in den
zonneschijn, maar in de mist, die eerst laat in den morgen optrok.
Voör dien tijd haastten de Kajans zieh, hun bloed wat sneller te
doen stroomen door aan de Noordzijde de boomen en struiken op
te ruimen, zoover de uiterst steile hellingen dit toelieten, om ons