heel onder de overheerschende kracht van de woelende wateren,
voeren wjj voorbij den Ke'lang Gak (vallend water), een wel 60 M.
hoogen watervai op den rechteroever, waarmede een riviertje zieh
van boven in den Mahäkam stört. De vrij groote watermassa viel
in een bekken, dat door een rotsmuur afgescheiden was van den
hoofdstroom, zoodat men van beneden af het fraaiste gezicht op
den val kreeg. Daar werd de rotsmuur lager en verleende een over-
zicht tot beneden to e , waar groote wolken van schuim en damp
uit den woelenden kolk opstoven. Mijne reisgenooten hadden er de
vòorkeur aan gegeven, den linker oever te volgen voor het be-
wonderen van dit schouwspel en te gelijk het te fixeeren door eene
opname. Zij bereikten daarom veel later dan ik de legerplaats, diè
door een paar vooruitgezonden Kajans gebouwd werd. Slechts zeer
gebrekkig werden wij dien avond voorzien van een dak, want alien
bleken zoo vermoeid, dat zij geen lust meer betoonden, zieh er
een op te richten en na hun rijst en andere goederen toegedekt
te hebben, legden zij kunne matjes op den hier zandigen bodem
onder den trouwens met dreigenden, blooten hemel. Geheel tegen
de gewoonte der Kajans, die er van houden onder elkaar ’s avonds
nog eens de gebeurtenissen te bespreken, hoorden wij een uur na
zonsondergang niets meer. Alles sliep wegens overgroote vermoeid-
heid door het zwoegen der laatste dagen, waarmede zjj ons alien
met onze goederen de eerste helft van de grootste hindernissen in
den Mahäkam hadden afgeholpen zonder eenig verlies. Een gedeelte
van hun rijst was echter nog boven en zou den volgenden morgen
gehaald worden vóór het eten, om daarna verder te gaan naar
Long Dëhô, de woonplaats van Bang Jok. Zulks geschiedde ook
reeds zeer vroeg, maar door een der jonge Kajans werd een boot
met pakken rijst met slechts geringe bemanning de Kenkè afgebracht
met het gevolg, dat de punt zijner prauw tegen den rotswand aan
den kant stiet en de boot van voor naar achteren verscheiden groote
scheuren kreeg, onmiddellijk voi water liep, half kantelde, maar
door het overboord springen der bemanning en het afglijden van
een groot deel der lading, met een paar pakken rijst bleef drijven.
Yerdrinken deed geen der vier personen, die in het water spartel-
den en zoo slaagden zij er in , de natte rest van hun rijst nog naar II, 300.
Këlang Gak.