306 ONTVANGST ALDAAR.
Kwing en Ibau, die links en rechts van mij gezeten waren; dit had
na een uur ongeveer het gevolg, dat de vrijmoedigheid wat terug-
kwam en het gesprek heter vlotte zoowel in het Maleisch als in
het Boesang, welke beide talen hij goed sprak met een vrij zwakke
stem. Toen kwam er ook een oude Kajan aanstrompelen, mager en
gebogen, met door het verlies zijner tanden ingevallen wangen en
geheel grijze hären en baard. Hij moest een der oudste mannen van
den Mahäkam wezen, daar hem de tocht van G. Müller in 1825
nog beider voor den geest stond en hij moest volgens zijne herinnering
toen 15 jaar oud geweest zijn. Yoor den leeftijd van ongeveer 87 jaren
liep hij nog vrij goed, maar vond het toch aangenaam, dat er een
dokter wa s, om eens naar zijne pijnlijke knieen te kijken. Zoo lang
ik bleef, verscheen de oude Bo Adjäng Lsdju dan oök dagelijks,
om zieh te doen behandelen. Gelukkig voor mij viel hij nog al spraak-
zaam uit en paste niet meer zoo op zijne woorden. als zijne jongere
omgeving, zoodat ik van hem nog al wat te weten kwam.
Later op den middag zette Bang Jok zieh in voor hem minder
vermoeiende houding, naast Kwing op den vloer en toen wij ons
allen genoeg hadden laten bekijken, verklaarde ik behoefte te ge-
voelen, om mij wat op te frisschen, voor al de onzen eengewenscht
sein, om hun gang te gaan. Niets belangrijks hadden wij in ons
gesprek aangeroerd, want dat schikt minder goed bij eene eerste
samenkomst en' geschiedt beter onder vier oogen; vandaar dat het
ons aan verveling niet ontbroken had.
Bijna al onze booten lagen aan de overzijde van de rivier, omdat
Kwing Irang het niet raadzaam oordeelde zijne goede geesten in de
nabijheid te brengen van zijn tegenstander en ook de kampioenen
bevonden zieh zijns inziens beter op een afstand. Daar Bang Jok
niet voor den volgenden dag een huis voor ons in gereedheid kon
hebben, zouden ook wij Europeanen, dien nacht nog aan de overzijde
logeeren. Al de onzen staken dus weer de rivier over, maar
ik wilde eerst alle huizen eens bezien en liep met twee begeleidende
Kajans naar de lange huizen benedenstrooms. Hier woonden in hoofd-
zaak ’Ma Toewän ten getale misschien van wel 200 zielen in huizen
van geheel afwijkenden vorm: het eigenlijk woonvertrek lag hier
een twee meter boven den grond en was op palen gebouwd, maar