en hun spierstelsel is krachtig ontwikkeld. Onder hen vindt men
dan ook bepaald fraaie gestalten, welke onder andere stammen zeer
zeldzaam zijn. Wat forschheid van vormen aangaat, steken de
vrouwen der Pnihing’s aan hare Oostelijke naburen den loef af en
zij kunnen zieh ook in regelmatigheid harer gelaatstrekken best
met dezen meten.
Hoewel ik niet zoo lang onder hen praktizeerde als onder de
Kajan’s en dus niet zulk een vast oordeel over hun gezondheids-
toestand kan veilen, geloof ik toch, dat venerische ziekten, vooral
syphilis, onder hen veel minder voorkomen dan onder de Kajan’s.
Voor slechts enkele gevallen riep men mijne hulp in , terwijl malaria
en oogziekten zieh veelvuldig voordeden Trouwens alle bewoners van
den Mahäkam leggen getuigenis af van de kracht en vaardigheid,
die de Pnihing’s bezitten op lange tochten in het bosch of moeilijk
bevaarbare stroomen en over de weinige behoeften, die zij bij zulke
gelegenheden hebben. Evenals in deze eigenschappen, erkennen de
Kajan’s ook gaarne hunne minderheid in de kunst van booten
bouwen en netten breien van töngäng-touw, twee takken van in-
dustrie, die de voornaamste bronnen van inkomsten der Pnihing’s
vormen. Overigens schijnen de Pnihing’s in het maken van snijwerk
in hout of hertshoorn of in het wapens smeden volkomen onbe-
dreven te zijn.
Door het ingrijpen der vrouwen dunde de kring meer en meer en
zij naderden het midden eindelijk zoo zeer, dat zij in beraad stonden,
of eigenlijk de blanke gast op zijn stoel ook niet medegesleurd
moest worden. Bij een groepje schoonen betoonde er een, die onder
de best uitziende, maar ook tot de vrijmoedigste behoorde, grooten
lust, om mij beet te pakken en terwijl zij in beraad stond, zetten
een paar mannen in mijne nabijheid haar nog aan bovondien. Mijn
gezicht moet haar echter niet te günstig gesehenen hebben voor
den uitslag harer onderneming, ten minste zij trok zieh met de hären
na eenige aarzeling terug.
Zoo genoot ik van al het goede, dat dien dag in het huis werd
aangericht slechts in zooverre, als ons dat werd thuisgebracht in
de koeboe, doch dat was meer dan voldoende, want vrouwen uit
alle woningen kwamen al spoedig aandragen met vruchten, bamboe’s
met daarin gekookte kleefrijst en zij. die het meeste visch en
vleesch bezaten of het het best met mij meenden, deden daar eenige geroosterde
mooten visch of een stuk varkensvleesch bij. Dit laatste vol-
deed aan eene lang gevoelde behoefte en hoewel het zout er aan
ontbrak, smaakte het ’s avonds bij mijn rijst bijzonder goed, vooral
nadat mijn jongen er nog een saus voor gemaakt had, die in het
gebrek aan zout voorzag.
Dien dag gaven de Kajan’s , die met mij waren, een schitterend
blijk van de capaciteit van hun maag, en na hun terugkomst van
de gastronomische excursie door het huis, konden sominigen nog
het gezicht der rjjstbamboe niet verdragen, zonder zieh van een
enkele meester te maken.
’s Avonds kwam de beurt aan de mannen, om zieh tegenover de
vrouwen even verdienstelijk te maken, als deze in den loöp van
den dag tegenover hen ; ik geloof, dat mijn geleiders daarbij niet
achterbleven, ten minste nog vrij laat in den nacht wekten zij mij
met luide opflikkeringen in hun „ngaräng” en „njibar”. Yoor uitrusten
leende de volgende dag zieh bijzonder, want het regende voort-
durend en daar het hoofd Erang van Long Kup met de zijnen dien
dag eerst tegen den avond terugkwam, moest het vertrek, om tegenover
hem geen onbeleefdheid te begaan, nog een dag worden uitgesteld.
Dien nacht ontwaakte ik eenige malen door een gillen als van
iemand, die krankzinnig w a s, maar vergenoegde mij in den dommel
met te veronderstellen dat het geluid wel van een half idioten jongen
afkomstig zou zijn, dien ik eenige malen gezien had. ’s Morgens
echter riep men mij bij niemand minder dan bij de vrouw van
Belare, die dien nacht een aanval gekregen had van den periodieken
waanzin, aan welken zij leed. In Belare’s woning gekomen, vond
ik de echtgenooten tegenover elkaar zitten, de vrouw kalm, maar
zeer bleek en het hoofd zelf geheel onder den indruk van de treurige
gebeurtenis, zoowel in zijne weinig veerkrachtige houding als in de
uitdrukking van zijn gelaat. Een paar mannen waakten met hem.
Naar hij verhaalde, leed zijn vrouw aan aanvallen van vervolgings-
waanzin, die terugkeerden om het jaar of wat längeren tijd en
voor het .eerst optraden, toen de Batang-Loepar’s hun huis aange-
vallen... en verbrand hadden. In den tusschentijd was de tengere,