91
te verkennen, welken zij sedert hnn vluclit voor elf jaren niet meer
betreden hadden en die dan ook met stevige struiken was dichtge-
groeid. Spoedig echter noodigden zij ons uit hen te volgen, en wij
zagen toen dat, wanneer deze helling de eenig beklimbare was, men
inderdaad bovenop zeer veilig zat.
Op de meeste stukken van den weg was de gemiddelde helling
tusschen 40 en 43°; hadden wij ons niet door middel van de links
en rechts groeiende struiken en boomen naar boven kunnen werken,
dan zou de bestijging niet mogelijk geweest zijn. Waar het pad
voerde tusschen een paar steile rotswanden door, lagen nog de
overblijfselen verspreid van een borstwering en een vijftig meter
hooger stieten wij op een dicht struikgewas, dat het vroeger orn-
gekapte bosch vervangen had. Gelukkig stroomde daar uit den
rotswand wat water, hetgeen in dezen tijd van vrij veel regen wel
te verwachten was, maar ons het verblijf op den top gedurende
den nacht mogelijk maakte. Met veel handigheid vervaardigden de
Kajans met groote bladscheden van wilde of verwilderde pisang
en met de bladeren eene leiding, om het längs de rots vloeiende
vocht af te leiden en hielpen vervolgens mijn jongen, om een stook-
plaats te maken en brandhout tevindep, waarvoor op deze vochtige
hoogte een Javaansch talent niet toereikend was. Ongemerkt ver-
dwenen er een paar naar beneden, om rijst te halen en de rest
viel op het struikgewas aan, om er een weg doorheen te hakken.
Eigenlijk werd dit meer een tunnel, daar men het gekapte niet
alleen van ouderen, maar ook van boven moest afhakken, om het
los te krijgen uit de dicht in elkaar gevlochten massa van struiken
en slingerplanten.
Deze beletten ons ook het vrije uitzicht, maar beloofden het toch
gemakkelijker te zullen toelaten dan een bosch van dikke zware
boomen en , daar wij den tijd hadden en Kwing Irang dadelijk beloofde
goed te zullen helpen, zoo bevredigde ik eerst mijne nieuwsgierigheid
door op verschillende punten van den top te zoeken, waar een
klein stukje te zien was van het land, dat wij het eerst betraden,
om er wat van te kunnen verteilen.
Het best gelukte dit naar het Noorden en Noordwesten, waar de
Batoe Mili aan de oostzijde van den Mahäkam zijne loodrechte wanden