oever in eene vaste lange woning leven. Vroeger waren het de
eenige menscheneters van Borneo, maar sedert ging die gewoonte
verloren en tegenwoordig hooren zij daar liever niet meer over
spreken. Van hun huis naar beneden liggen de drijvende woningen
der Bakoempai; eene vereeniging van zwervers van den Barito, die
sedert een aantal jaren het Mahäkam-gebied binnendrongen, om er
handel te drijven en boscbproducten te zoeken. Zij houden zieh aan
de zijde van de Trings en hun hoofd Si Ding LSdju, die evenals
de Bakoempai geen vrienden zijn van de Boegineesche handelaren.
Deze misbruikten vroeger tegenover de Bahau’s te veel hun mono-
polie aan den Mahäkam, zijn bovendien aanhangers en onderdanen
van het Koetei’sche vorstenhuis, twee redenen die hun zeer schaden
tegenover de inheemsche stammen, nu de Bakoempai met hen zijn
komen mededingen.
De Boegineezen houden evenzoo den rechter-oever en wonen daar
in eene wel 1000 M. lange rij van drijvende huizen, afgewisseld
met drijvende afdaken, waaronder groote hoeveelheden rotan worden
opgestapeld, om met dit vlot of met de boot naar de kust vervoerd te
worden.
Daar Oedjoe Tepoe de plaats i s , die het grootste gedeelte van
het jaar met de stoombooten bereikt kan worden, zoo vestigden
zieh hier vooral de handelaren, die met de bovenstreken in ver-
binding staan. In het laatst van ’80 werd hun, ten einde moei-
lijkheden te voorkomen, verboden, zieh hoogerop bij de Bahau-
stammen te vestigen, en daaraan vooral heeft Oedjoe Tepoe zijn
opkomst te danken. Nu begeven de kooplieden zieh alleen tijdelijk
naar boven in hunne met handeiswaren gevulde booten. Zij keeren
echter niet altijd in booten terug, want gedurende hun verblijf
boven aan de rivier bouwen velen van de daar nog goedkoope
materialen eene woning, drijvend op zware boomstammen, welke
men bij hoog water laat afdrijven en die dan door de oeverbewoners
benedenstrooms opgevangen wordt. Is de woning klaar, dan voorziet
men haar aan eene zijde van een roer en met günstig water steekt
men van wal en legt lager op de rivier weer aan, waar men wonen
wil of waar een kooper voor het huis gevonden wordt.
Tijdens mijn verbljjf aan den Mahäkam stonden de rotanprijzen
zeer laag, voor 100 bundels betaalde; men slechts 175 dollars,
terwijl deze kort te voren tot 350 dollars gedaan hadden. Dit was
een van de oorzaken, waarom enkelen groote hoeveelheden aan den
anderen oever hadden liggen en naar beneden niet verkochten.
GStah pertja en caoutchouc, het tweede product van belang bij
den uitvoer1, lijdt vooral door de mo'eite, die men heeft, om het te
bereiken, alleen op dagreizen afstand van de hoofdwegen zijn nog
getah-leverende boomen te vinden en te oordeelen naar de plaatsen ,
waar men reeds verplicht is te zöeken, kan de voorraad binnen
weinige jaren als uitgeput beschouwd worden.
Voordat de stoffen uitgevoerd worden, ondergaan zij velerlei ver-
inenging , veelal met minder waardige soorten en.afval van boombasf.
Reeds bij het verzamelen in het bosch geschiedt dit en wil men
aan den Boven-Mahäkam onvervalschte getah pertja hebben, dan
dient men opzettelijk betrouwbare menschen uit te zenden, om ze
te halen.
Rotan kau men moeilijk vervalschen , maar een zelfde soört kan
men, door de behandeling na het kappen, zeer in waarde doeh stijgen
of doen dalen. Het best is , de rotan in het bosch in stukken van
4 of 6 M. lengte te snijden (3 of 4 depa), ze dan te drogen in over-
dekte ruimten en daarna in de volle zon. Dan blijft de rotan deugd-
zaam en kunnen de uit 20 of 40 stuks bestaande bundels bij het
eerste vervoer een tijdlang eene onderdompeling uithouden. Te Tepoe
maken de handelaren de rotan door wrijven weer zuiver en voor
den uitvoer naar Europa geschikt.
Evenals de getah moet ook de rotan reeds in ver afgelegen streken
gehaald worden; door het afkappen dezer lianen bij den grond,
sterven zij a f; laat men ongeveer 1 M. boven den grond staan,
dan loopt de plant op nieuw uit. Ook is het mogelijk, om rotan
te stekken en vooral in het Barito-gebied leggen de Maleiers er zieh
tegenwoordig op toe, om in bosschen of op anderen grond rotan
aan te planten, nu de voorraad in de bosschen zoo vermindert. Na
acht jaar moet de rotan ingezameld kunnen worden, maar men snijdt
ze dan natuurlijk niet af bij den grond.
In den loop van tien dagen was de botanische verzameling met
een paar kisten levende planten en met gedroogde exemplaren ver-
IX. 83