bleven, werd spoedig zoo, dat zij even gemakkelijk als in den
Mendalam uit- en inliepen, aangetrokken door al het merkwaardige
van onze witte huid, ons werken, de inrichting mijner hut en
verder het eten, de goederen en de honden, dat alles voor hen
vreemd bleek te wezen. Naast dezen legde nu eens deze dan weer
die familie nit de verte aan, die eerst schucbter op een afstand,
dan in mijne hut dat alles kwamen bezien en voor mij deze groote
aantrekkelijkheid hadden, dat zij allerlei voedingsmiddelen ten ver-
koop medebrachten. In den beginne voerden zij nog wel eens kleine
hoeveelheden rjjst aan, maar dat hield spoedig op en werd ver-
vangen door zoete aardappelen en sago, hier een meer of minder
bruin vochtig meel, dat niet al te lang het bewaren verdroeg. Met
het meeste genoegen zagen wij de kippen komen, die ons de een-
voudige tafel met een gebraad verrijkten, waarbij geen blikken
behoefden geopend te worden. Geholpen door mijne inkomsten als
praktizeerend geneesheer, genoten wij bijna twee maanden eerst van
twee, later van een kip per dag met ons drieen, toen scheen de
beschikbare voorraad bij den stam uitgeput te raken, ten minste,
slechts nu en dan verscheen er later een op tafel. Een nitkomst
voor ons menu bracht een voor mij nieuwe vinding op culinarisch
gebied; het gebruik van tengkawang-vet in plaats van cocos-olie om
te braden. Bij onze aankomst bezaten wij van de laatste nog een
vrij aanzienlijke hoeveelheid, maar als een der weinige middelen,
om de spijzen eenigszins smakelijker te maken, moest er veel ge-
braden worden en al spoedig met dit nieuwe plantaardige vet in
plaats van cocos-olie, die bij de bevolking evenmin als cocosnoten
zelf te verkrijgen is.
De Bahan’s zelf verzamelen het tengkawang-vet door de vruchten
van verschillende boomen der Dipterocarpeae fijn te stampen en
met water uit te koken, waardoor de groote hoeveelheden vet
uit die zaden bovendrijven. In bamboe gegoten stolt dit tot eene
harde, licht geelgroene massa, welke jaren lang goed blijft en door
de bevolking in stukjes bij de rijst gegeten wordt. Men kent het
braden van spijzen niet, en zoo moest ik , nadat de eerste bamboes
mij te koop waren aangeboden, het experiment in de keuken doen
nemen. Behoudens een eigenaardigen, eenigszins zoeten geur, waar