30 ONDERHOUD MET KWING IRANG.
bij met zijne mannen en booten afkomen, om ons naar Bang Jok
in de watervallen te brengen.
Terwijl zij eerst bet zaaifeest vierden, leden nu reeds vele huis-
gezinnen van zijn stam gebrek en het zou hem onmogelijk wezen
voor mij en de mijnen voedsel in den omtrek te vinden gedurende
längeren tijd. Wat bij niet zeide, maar dat wellicht in zijn raad ook
een groote rol speelde, bestond in de verantwoordelijkheid, die hij
op zieh nam, om in te staan voor de veiligheid van Europeanen,
wier handelingen hij niet in zijn macht had.
Hier gold het nu spoedig een beslissing nemen, om hem ten
minste eenigszins in mijne plannen te doen treden. Ten einde de
opgenoemde bezwaren zooveel mogelijk te gemoet te komen, ver-
klaarde ik te begrijpen, dat de voeding van veel menseben niet
mogelijk zou wezen, maar genegen te zijn, alle Kajans van den
Kapoewas weg te zenden en met ons zessen voor een maand bij hem
in den Bloeöe te willen komen. Mijn oorspronkelijk voornemen van
drie maanden bracht ik tot een terug, om het onuitgesproken verant-
woordelijkheidsargument zijn belang te ontnemen en hem meer
vertrouwen te doen krijgen in mijn verder aanbod, om mijn rijst
te doen koopen bij nabijgelegen stammen. Dit onthief hem tevens
van de nu te zware verplichting, om voor ons onderboud te zorgen.
Daarbij gaf ik bepaald te kennen, dat wanneer ik verplicbt zou
wezen, om nu verder te gaan, dit mij ten zeerste zou tegenvallen
en bet doel van mijn tocht met een verblijf van tien dagen niet
gebaat was. Tot mijne verrassing bemerkte ik veel belangstelling
zijnerzijds voor dit laatste argument, toen waarschijnlijk reeds een
uitvloeisel van den innerlijken wenscb, om met de Nederlanders op
goeden voet te komen.
Na eenig beraad stemde bij in bet verblijf van een maand toe,
maar ik hield mij overtuigd, dat wij met voorzichtigheid te werk
gaande, hem en de zijnen aan ons zouden kunnen wennen en dan
een längere vestiging geen bezwaren zou opleveren. Wegens de
zaaifeesten met bun verbodstijd, moesten wij echter nog zes dagen
in dit huis blijven, dan zou hij ons zelf komen halen; in dien
tijd bouwde hij ons een net huisje tevens.
Met de genomen beslissing scheen hij nog al ingenomen, ten
ONDERHOUD MET KWING IRANG. 31
minste het gesprek over allerlei, vlotte daarop in recht opgewekten
toon en ik deed daarom mijn best, om zijne belangstelling met
platen en geweren gaande te bouden. De laatste boezemden hem
vooral belang in, maar het scheen, dat onze eerste kennismaking
niet zonder bijzoudere gebeurtenissen zou afloopen, want terwijl ik
hem het mechanisme van een onzer Winchester repeteergeweren liet
zien, sloeg de baan over en ging het schot onverwaeht af, hetgeen
eene niet geringe ontsteltenis te weeg bracht. De kogel sloeg gelukkig
slechts een gat in bet dak en toen niemands huid bleek beschadigd
te wezen, bebielden allen hunne plaatsen. Gelukkig bezat mijn nieuwe
vriend een groote mate van bedaardheid en had nauwelijks de kal-
meerende woorden zijner volgelingen noodig, die zieh nu voor bet
eerst in ons gesprek mengden. Alleen de Maleier Oetas had zieh
een enkele maal verdienstelijk gemaakt, om als hij meende, dat ik
iets van Kwings meening niet verstaan had in het Boesang, mij dat
in bet Maleiscb duidelijk te maken.
Becht vlotten deed bet gesprek nu echter niet meer en daarom
bood ik hem tot afsebeid twee stukken tabak aan van \ K. G. mis-
schien en een paar K. G. zout, die ook hier zeer welkom bleken te
wezen. Met zijne Kajan-volgelingen, blijkbaar oudere invloedrijke
personen uit zijn stam, vertrok hij daarop en voer na gegeten te
hebben naar zijn huis terug. De Maleiers bleven achter, om het
gesprek voort te zetten, maar met mijn gemoedsrust na de günstige
beslissing, deed mijn maag zieh duchtig voelen en onze bezoekers
verkeerden blijkbaar reeds lang genoeg onder de Babau’s , om onzen
etenstijd niet te verstoren. Daarna bleef dus de gelegenheid om met
Akam Igau te overleggen, die recht in zijn schik bleek te zijn met
de genomen beslissing. Yooral het feit , dat bij niet verplicbt zou
wezen, om een twintigtal der zijnen bij mij te laten naar onze oor-
spronkelijke afspraak, onthief hem van de moeielijkheid, om dezen
over te halen, bun reis naar het land der Kedjin te onderbreken.
Hoewel wij ons de mogelijke bezwaren van een alleen achterblijven
niet ontveinsden, zoo scheen het vertrek van bet escorte ons toeb
een zeer gewenschte bevrijding; vooral in de laatste dagen hadden
zij op nieuw hunne vraaglust lästig botgevierd en het langdurig
samenzijn en de zeer groote diensten, die zij ons bewezen hadden,