II, 83.
Horizontale rotan met aanhangsels, het opvaren van den Bloeöe verbindende
namens het hopfd Kwing Irang.
duchtig van mijne rijst en zagen er zeer welvarend u it, maar het
gevolg liet zieh niet wachten: de voorraad raakte op. Daar boven-
dien de meesten hunner niet zoo beel veel thuis brachten en mijn
doel, om hen aan onze tegenwoordigheid te wenneu reeds lang be-
reikt was, zoo besloot ik het kampement op te breken, maar von
Bekchtold met vier der beste Kajans voor het verzatnelen in deze
omgeving achter te laten. Bovendien bereikten ons geruchten van
den Beneden-Mahäkam omtrent eene zending, die ons te gemoet
zou gezonden wezen. Wel verschilden die geruchten iederen dag en
kon ik daaruit niet besluiten, wie komen zouden, noch wat zij zouden
brengen, maar er moest toch wat aan de hand z ijn en daartegenover
achtte ik het wenschelijk niet te ver van huis te wezen.
Zelf had ik niet veel grond, om veronderstellingen te maken,
want wel gaf ik Akam Igau bij zijn vertrek een brief mede aan
den assistent-resident, om mijn aankomst te melden, maar hulp
verzocht ik daarin niet en bovendien kon in dat körte tijdsverloop
eene zending nog niet het gevolg daarvan zijn. Het eenige wat over-
schoot, was dus de körnende gebeurtenissen af te wachten.
In het vooruitzicht van de to ch ten , welke wij ondernemen zouden,
zond Kwing Irang de zijnen het bosch i n , om de b o o t , welke ik
van die uit den Penanei voor mijzelf behield, van boorden te voor-
zien voor de vaart op den Mahäkam zelf, zoodat wij niet voor
den 18en October weer naar onze woning bij Kwing teruggingen.
’s Morgens vroeg echter volvoerde hij nog eerst het opgevatte plan
om de Bloeöe hooger op te sluiten voor h e n , die er wilden gaan
visschen of getah pertja en rotan te zoeken. Het p lakkaa t, om dit
aan den volke bekend te maken, spande hij dwars over de rivier;
het bestond in een ro tan , waaraan de inhoud van onderen bevestigd
was, hoofdzakelijk bestaande in figuurlijke voorstellingen van de
straf bij overtreding. Evenals bij ons bootenleger aan den Boelit
gaf een kring van rotan de grootte aan van den te betalen gong,
een bamboe als blaaspijp en een houten miniatuurspeer, in een met
houtkrullen versierden kring opgehangen, bedreigden den overtreder
naast een met vogelveeren versierde krijgsmuts met moord en
doodslag, terwijl het geheel als onderteekening droeg het embleem
van . egn voornaam hoofd, een houten model van de staartveer