list ik er mij heenvaren. Gelukkig had het water er yoortdurend alles
afgespoeld, wat eenigszins verweerd was, zoodat ik niet als aan
den kiham Hoeloe groote brokken met den moker behoefde af te
slaan, om slechts een bruikbare kern over te houden. Ik vond hier
den overgang van de zandsteenlagen in den daaronder liggenden
hoornsteen, die de vorming dezer watervallen beheerscht. Bij onze
terugvaart kwam de boschrand om onzen inham bijzonder fraai uit;
daar loopt de oever vrij steil een dertig meter in de hoogte, slechts
hier en daar overschaduwd door een reuzenboom, die door de geringe
mededinging van ter zijde, zijn kroon tot voile ontwikkeling heeft
kunnen doen komen. Hieronderdoor verdwaalde de blik onder de
evenzeer bijzonder hoog en zwaar ontwikkelde boomen boven op
den oever, waar zij door de läge hutjes der Kajans nog meer in
hunne aanzienlijke afmetingen uitkwamen. Om werk te besparen,
lieten wij voor ons geen hut bouwen, maar bleven in de booten
overnachten; ik kon in de beperkte ruimte juist even mijn klamboe
uitspannen.
Reeds stond de zon vrij laag aan den hemel, toen de eerste
booten weer thuis kwamen en het was aan alien te zien, wat een
vermoeienden dag het voor hen geweest was. Om echter den vol-
genden dag längs de geheele reeks te kunnen afdalen, spraken wij
a f, voor zonsopgang op te staan, even wat eten klaar te maken
en dan te vertrekken. Om de moeite van het koken te vermijden,
hadden Kwing en de zijnen eenige bamboe’s medegenomen, gevuld
met gekookte kleefrijst en vooral met tot meel gestampte gepofte
kleefrijst, die lang goed blijft en wat men noemt „in de maag
staat”. Zoo zaten wij dus reeds vroeg in onze vaartuigen en voeren
met de rest van ons goed eerst den kiham Hida te gemoet. Deze
leverde een minder günstigen waterstand op dan den vorigen dag;
door het vallen van het water werden vele rotspunten gevaarlijk.
De goederen droeg men ook nu van hetzelfde punt uit naar beneden
en nam voor en achter eenige kistjes planten uit de groote prauw,
om eene voldoende ruimte te verkrijgen voor een tiental mannen
voor en een tiental achter, bij het naar beneden varen. Daar de
Kajans alles van zelf deden met groote zorg, liet ik de verdere
maatregelen Ran hen over en zette mij wat lager op een groot rotsblok,
dat de geheele kloof van den kiham Hida tot den k. Nub
beheerschte over een 500 M. lengte. De leege kleinere booten trok
men alle längs den val over de rotsen en liet hen daar beneden in
het water, waar twee man er in gingen zitten, om haar over het
lagere gedeelte te sturen tot waar de goederen lagen. Om zieh) te
oefenen, voeren enkelen ook in gewone bootjes van den val a f,
kregen dan wel hun boot half vol water, maar zagen toch, hoe
zij bij dit water moesten sturen.
Zoo kwam tot slot de beurt aan de groote booten, van welke de
mijne het moeilijkst in de goede richting te houden was. Met een
ängstig kloppend hart zag ik, hoe men haar van den wal afstiet
en een schok voer mij door de leden, toen zij door het schüren
längs een rotspunt, juist verraderlijk overhelde op het oogenblik,
dat zij de buiteling voorover moest maken. De zwaarte der planten-
kistjes verleende haar echter een groote stabiliteit en de voorsteven
stak reeds weer recht zijn neus onder water, doch slechts voor een
oogenblik, daar de zware romp van de boot onmiddellijk den stand
weer horizontaal maakte na het afglijden van den val. Een krachtige
wending naar rechts bracht menschen en planten buiten onmiddellijk
gevaar en met een luid gejuich en het opsteken der riemen begroette
de bemanning het welslagen hunner onderneming. Maar slechts een
oogenblik hadden zij daarvoor tijd, omdat het verval over eene
lengte van een 500 M. aanzienlijk bleef tot aan de witte hooge rots
aan den linker oever, die het begin van kiham Nub aanduidde. Op
dit traject moesten de Kajans nog over een kleinen val en hadden
zij een werveling in den stroom om een uitstekende rots te vermijden,
maar het groote gevaar leverde de kiham Hida op en nu
zij hier geslaagd waren, stoven zij mij opgewekt met een groet door
het opsteken der riemen voorbij en verdwenen kort daarna om den
hoek in den k. N ub, waar alles ook goed afliep. Een half uur later
liepen de meesten mij weer over den landweg naar boven voorbij,
om op nieuw een groote boot te halen. Wanneer het er op aan-
kwam, speelden ook hier slechts enkelen een meer belangrijke rol
in de werkzaamheden, zij namelijk die alleen op de hoogte van de
moeilijkheden en sterk genoeg waren om er weerstand aan te bieden;
de overigen deden dan slechts dragersdiensten.