met elkaar houden, dan kiezen zij voor hun intiem yerkeer zoowel
de bescherming van het bosch oyer dag bij gezamenlijken veldarbeid
als de duisternis des nachts, wanneer beiden zieh met een ligmatje naar
beneden bij de rivier in ’thooge gras begeven. Door baden tracht het
meisje de ongewenschte gevolgen te voorkomen, wat niet altijd gelukt.
Blijven deze niet uit, dan moeten de beide schuldigen een offer
brengen van een varken en veel rijst, ten einde van de familieleden
en den stam den toorn der geesten af te wenden, die anders mis-
lukken van den oogst, van de vischvangst en van de jacht zou
veroorzaken. Een huwelijk van het tweetal acht men echter niet
noodzakelijk en een bezwaar voor het sluiten van een huwelijk met
een ander levert een dergelijk avontuur voor het meisje niet op.
Den huwelijksband knnnen de Bloeöe-Kajan’s gemakkelijk verbreken
en karakter-eigenschappen, die de wederhelft niet aanstaan, leiden
daar dikwijls reeds toe. Ik zag scheidingen ontstaan wegens mindere
Sympathie van den man voor een kind uit een vroeger huwelijk;
door te groote bezwaren in de verzorging van zijn groot gezin liep
eens een man weg; ook het kinderloos blijven leidt er toe.
Een andere oorzaak, nog meer bepaald bij de Kajan’s , is hun
afkeer van het vermengen van hunne slaven met den stam. Wel
komt het voor, dat het hoofd genoopt wordt, om zijne toestemming
te geven, maar het geschiedt met tegenzin en dusdanige huwelijken
tracht men spoedig te ontbinden.
De jonge man, die met een slavin huwt, treedt in de verplich-
tingen van een slaaf, herkrijgt bij scheiding echter zijne vrijheid;
zijn er kinderen, dan volgen zij de moeder, op een na, die den
vader in zijne familie vervangt. Treedt een slaaf uit de „amin aja”
of woning van het hoofd over in een ander huisgezin als echtge-
noot van een dochter, dan moet een der mannelijke kinderen hem
vervangen bij het hoofd. Bij de Longglat’s en ’Ma Soeling’s heeft
men zulke strenge regelen echter niet, met het gevolg, dat de lijfeigenen
voortdurend in den stam huwen en hun aantal voortdurend afheemt.
Hoewel de banden van het huwelijk vrij los zijn, binden zij toch
beide partijen tot het in acht nemen van wederzijdsche trouw en het af-
wijken hiervan wordt gestraft met boete ten bäte der beleedigde partijen.
De hoofden der Kajan’s nemen eene bijzondere positie in, wat
het huwelijk betreft, daar zij alleen gerechtigd zijn tot het nemen
van meer dan een vrouw; deze hebben als echtgenooten van het
hoofd gelijke rechten, maar hare eigen geboorte geeft zoowel haar
zelf als hären kinderen de daaraan verbonden voorrechten.
De gewoonte wil namelijk en de menschelijke ijdelheid eveneens,
dat hoofden hunne echtgenooten zoeken onder de dochters uit
hoofdengeslachten. Yoor de Kajan’s zijn daarvoor als aangewezen
die onder de Longglat’s en inderdaad heeft bijv. de oudste zoon van
Kwing Irang, Bang, getracht eene zuster van Ding Ngow, Be ge-
naamd, te huwen. Daarvoor rust evenwel op den jongen man de
verplichting, om gedurende minstens twee jaren bij de familie van
het meisje te gaan werken en daar te helpen aan den rijstbouw,
huizen bouwen, booten maken en dergelijke. Voor het uitvoeren
van deze plichten had Bang twee zijner stamgenooten medegenomen,
maar het schijnt hem te mächtig geworden te zijn, ten minste vöör
dat het huwelijk gesloten was of vöör dat de vrouw met hem
mede mocht gaan, trok hij af na een verblijf van langer dan een
jaar. Op dezelfde wijze mislukte eene poging van Kaja, het Pnihing-
hoofd van Penanei.
Daarom troosten de jonge hoofden der Kajan’s zieh met vrouwen
uit de vrije Kajan’s of panjen’s , die hun wel geen kinderen schenken
van zoo hooge geboorte, maar ook niet die groote verplichtingen
opleggen. Heeft een hoofd reeds een vrouw, dan behoeft hij niet
meer zoo streng te voldoen aan eene dergelijke gewoonte, zooals
Kwing Irang, toen hij Oeniang Anja huwde, welke hij als meisje
van vijf jaar tot zieh nam.
Het huwelijk van een panjen-vrouw met een hoofd geeft haar
nog geen recht, om de distinctieven van een vrouw van hooge
geboorte te dragen; daartoe behooren de met honds-tanden versierde
kralen mutsjes. Hiäng bijv., de oudste vrouw van Kwing, mocht
zulk een mutsje niet dragen.
Dat hoofden of hipoei huwen met lijfeigenen of dipen’s kwam tot
' dusver niet voor. Wanneer een der echtgenooten sterft, dan mag de
overblijvende, zoo het een hipoei is , eerst een jaar later op nieuw
huwen, een panjin reeds na een half jaar.
Voor panjin’s en dipen’s geldt onder de Bloeöe-Kajan’s ook niet