het jagen niet zoo heel veel tijd overbleef, schoot hij toch wel zoo-
veel als alle anderen te zamen. Maar hij vatte het jagen dan ook
anders op , waarbij zijne ondervinding, in Europeesche bosschen op-
gedaan, hem zeer goed te stade kwam. Het bleek namelijk al spoedig,
dat hoewel in deze -uitgestrekte wouden weinig of niet gejaagd
wordt, en nooit met geraasmakende wapens, zooals geweren, het
wild Tan allen aard, bijzonder schuw was. Daardoor werd het op
een zeer geaccidenteerd terrein, bedekt met doode takken en bladeren,
niterst moeilijk, om het te besluipen en dus , wilde men
niet als de Bahau’s geheel vertrouwen op den neus der honden,
wat voor vogels en kleine zoogdieren niet g ing, dan kwam de
jager er van zelf toe, om zieh op een geschikte plaafs soms ge-
durende zeer langen tijd bewegenloos neer te zetten, en af te
wachten wat zieh zou voordoen. Dan duurde het niet zoo heel lang
of aan alle zijden vertoonde zieh in de sombere, stille omgeving
leven en beweging; in de boomen eene grootere verscheidenheid van
kleinere vogels en verscheidene soorten allersierlijkste eekhoorns,
ook apen, die hunne schuilhoeken op de takken verlieten en dikwijls
op den grond afdaalden, om er afgevallen vruchten te zoeken.
Waar zieh een boom met rijpe vruchten bevond, daar kwamen alle
vliegende en loopende boschbewoners samen; bij een paar vijge-
boomen in de nabijheid met kleine oranje vruchtjes was een uur
voldoende, om een paar nieuwe soorten vogels te schieten en een
troep patrijsachtige boschhoenders leverde hier dikwijls een extra
schotel voor onze tafel.
Naast het vermijden van de minste beweging vond von Brkch-
told nog een ander middel, dat voor vogels een uitmuntend lok-
middel vormde en zeer vele niterst schuwe vogels onder schot bracht,
het nafluiten van hun roep. Dat kostte veel geduld, oefening en
talerit, maar waar deze drie zieh, zooals hier, vereenigden,
leverde het verrassende uitkomsten. Het nabootsen der man-
netjes bracht wijfjes, dat der wijfjes de mannetjes in de nabijheid;
wel moest er dan snel van de gelegenheid tot schieten gebruik
gemaakt worden, maar het beestje kondigde zieh in den regel door
hei; uitstooten van den loktoon zelfs reeds van verre aan en het
gebeurde niet zelden, dat het veel te dicht voor den tromp van
het geweer kwam z itte n , om het te schieten met eenige kans om
de huid voldoende te sparen. Kon dit n ie t, dan zou het verspillen
van ammunitie en noodeloos moorden wezen, want de stukgesGhoten
vogelhuid heeft voor het prepareeren geen waarde.
Hierom moeten er voor de verschillende gelegenheden, die zieh
voordoen, afzonderlijke patronen zijn, in het bijzonder bij de vogel-
jacht; een te grove hagel of een te zware lading, waarvan de
korrels te dicht bij elkaar blijven, bederven de dünne huid on-
vermijdelijk. Aangezien men in een bosch slechts in enkele bijzondere
gevallen op groote afstanden kan schieten, zoo voldoet hier een
zeer klein kaliber het beste; slechts wanneer het geldt, groote
neushoornvogels en dergelijke uit de 40 en 50 M. hooge, soms dicht
bebladerde toppen te schieten, dan is een kaliber 12 of 16 metgroven
hagel op zijn plaats. Daarmede heeft men groote kans om te slagen
in den groenen chaos hoog boven den grond, maar dat sluit nog
lang niet in zieh, dat men het geschoten stuk thuis brengt. Wanneer
zulk een groote vogel nog eenige kracht heeft overgehouden
om door het uitspreiden der wieken aan den val eene sehuine rich-
ting te geven, zoodat hij op een 20 of 30 M. afstand neerkomt,
dan levert het vinden de grootste moeite op. Dan liggen er struiken,
doode boomen, groote takken en een dikke laag bladeren, waar-
achter het slachtoffer neergevallen is , en door in den weg staande
dikke stammen is dikwijls alleen de richting bekend, zoodat er wel
een half uur en langer mede heengaat, voordat een geschoten stuk
wild gevonden wordt. Betreft het een klein vogeltje of een zoog-
dier, dat nog eenige levenskracht overhield, om zieh te verbergen
in een der tallooze holten en gaten in den grond, dan gelukt het
in den regel niet, het dier te vinden, Van daar het groote geduld,
dat voor het jagen op deze wijze vereischt wordt en de zeer
vele teleurstellingen, waaraan men zieh, ook met den meesten ijver,
niet onttrekken kan. Waarschijnlijk zal men er op moeten rekenen,
van kleinere dieren slechts de helft weer te zullen vinden en dient
men dan nog zeer tevreden te w ezen, wanneer het geschoten stuk wild
voor het prepareeren geschikt is. Wellicht zouden gedresseerde honden
of te dresseeren inlandsche jongens hierin verbetering kunnen aan-
brengen , maar onze honden leenden zieh daarvoor niet en de jon-
H 5