hartstochtelijk te zijn bij het wedden, en hunne zeer bescheiden inzetten
onderling, in den regel van een kraal, wanneer zij een inzet waagden
op de hanen van anderen, pleitten daar ook voor. Geen hunner
liet er zieh door van zijn werk afhouden en bij de weinige prikkels,
die de bevolking daar heeft, om zieh op iets anders toe te leggen
dan op het volstrekt noodzakelijke, meende ik den invloed dier
hanenvechterijen niet ongunstig voor haar te moeten noemen. Wel
offerde Kwing Irang later aan zijne waardigheid bij onze vaart naar
beneden een aardig sommetje, door het met zijne hanen op te nemen
tegen Bang Jok, maar daar ook hierbij geen spoor van hartstocht
zieh openbaarde, kan het gevaar niet groot wezen, dat dit tijdver-
drijf een siechten invloed heeft op den stam. Yoor ons was het
daarentegen iets van veel belang, dat wij eene met zorg gedreven uit-
gebreide kippenfokkerij aantroffen, want toen wij eerst de beschikbare
hanen hadden opgegeten, namen later de eieren eene essentieele
plaats op onzen disch in. In plaats van deze zou er anders moeilijk
een surrogaat te vinden zijn geweest.
Een poging daartoe viel leelijk in het water; naast de kippen
bezaten de Kajans nog varkens als huisdieren en onwillekeurig richtten
wij onze begeerige blikken op deze godenspijs. Lang duurde het,
voor ik mij onder het onderhandelen over den aankoop van een
dier,genoeg had ingewerkt in eene Kajan-appreciatie en er toe besluiten
kon, er een zeer hoogen prijs voor te geven. Dat kwam in hoofd-
zaak daardoor, dat de Kajans het meest zieh toelegden op het ver-
krijgen van geld, dat hen in staat zou stellen later bij onzen tocht
naar beneden, het nu reeds geheel ontbrekende zout in te koopen.
In gewone omstandigheden had een rijksdaalder voor hen niet zoo
heel veel waarde en al heel spoedig moest dan voor een maat rijst
of eene andere kleinigheid een rijksdaalder betaald worden, zoodat
zij zieh nu zeer billijk vonden, wanneer zij tien rijksdaalders voor
een klein varken vroegen. Wij hadden echter vleesch noodig, boven-
dien zout genoeg in voorraad, zoodat ik mij bij dien prijs neerlegde
en aan een paar jonge mannen vroeg, om het dier voor mij te
slachten en af te hakken. Mijne Mohammedaansche Javanen wisten
met dit onreine dier niet om te springen en zoo togen de Kajans
aan het werk.
Zij bonden het daarvoor de pooten twee aan twee aan elkaar,
staken er een bamboe doorheen om het te dragen en legden het
dier op twee paar gekruiste houten, zoodat het een drie kwart
meter boven den grond zweefde. Eene bijzonderheid voerden zij nog
uit, het dichtbinden van den bek, die bij het keelen ook door een
der mannen werd gesloten gehouden, zoodat het varken, hoewel
men de luchtpijp bij het slachten niet doorsneed en het onaangenaam
lang duurde voor al het leven ontvloden wa s, toch geen kik kon
geven. Blijkbaar vonden de Kajans dat gillen onaangenaam en als
uitvloeisel van dienzelfden weerzin mag men hunne methode van kippen-
slachten aanzlen, om het dier éerst de bek en keel zoo dicht te knijpen,
dat men bij het afsnijden van de keel niets hoort. Nu eerst begreep
ik , hoe de Poenans aan den Mandai eenige jaren geleden bij een
feest voor het afleggen van den rouw, dat zij vierden op de wijze
der Oeloe-Ajar Dajaks, aan acht varkens de keel hadden kunnen
afsnijden, terwijl ik er dicht bij stond, zonder dat ik er iets van
merkte. Ik was toen wel door de scène van het dooden van een stier
eenigszins afgeleid, maar wist mij toch hun wijze van doen destijds
niet te verklären. Evenzoo blijken de Bahau eene groote gevoelig-
heid te bezitten voor andere onaangename aandoeningen en is bij v.
een onaangename reuk hun hoogst moeilijk te verdragen. Daaraan
dankten wij op weg van den Kapoewas naar den Mahäkam het fe it,
dat de Kajans ons een omweg lieten maken, om niet längs het lijk
van den Maleier te komen ; zij zelf vermeden het bij hun heen en
weer trekken voor het overbrengen onzer goederen trouwens ook.
Dit zal er hen ook toe geleid hebben, om in elkaars gezelschap
zieh te onthouden van het verspreiden van onaangename geuren, voor
zoover dat willekeurig is, en eens woonde ik in eene besloten ruimte
eene vergadering bij van vierhonderd Pnihing- en Kajan-mannen,
welke verscheidene uren duurde. De wärmte deed zieh toen natuurlijk
onaangenaam gelden, maar zoowel Demmeni als mij viel het op,
hoe weinig ons andere onaangename geuren hinderden.
Zeer gevoelig betoonden zieh de Kajans niet tegenover het lijden
van hun slachtoffer, want de wijze waarop zij het keelden deed
noch het dier snel sterven, noch ontzagen zij zieh door het rond-
draaien van hand en mes alle groote bloedvaten in de borstholte