delde den zieke en de verdere leden der familie, maar de hulp van
boven beloofde men zieh niet en zoo werd er besloten, om na afloop
van het vier dagen „melo” of rüsten, die dit offer eischte, opnieuw,
maar op groote sehaal een offer te brengen. Totmijn ergernis hoorde
ik, dat men daarna weer 8 dagen zou moeten „melo” in de amin
van het hoofd, gedurende welken tijd er van vertrekken geen sprake
kon wezen. De vele regens en het hooge water troostten mp in dit
geval en verder de overtuiging, dat we anders niet licht een „abei”
op zulk een groote schaal zouden hebben bijgewoond.
EEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK
Vervolg.
Den lOden Maart kwainen de mannen af, die brandhout, hout
van vruchtboomen en bamboe’s moesten halen, voor de plechtigheid
der beide volgende dagen benoodigd. En reeds was menig bootje
vol längs mijne hut over de loopplank naar boven gedragen, toen
er tegen den middag twee mannen versehenen, die vertelden, den
vorigen dag boven in den Bloeöe, die toen zeer hoog tegen den
oever stond, bij het afvaren een grooten wilden stier onder het over-
steken te hebben verrast en hem zwaar verwond met speersteken.
Dien morgen volgden zij zijn spoor in het bosch en haalden nu ons
af, om hem verder af te maken. In zeer körten tijd zaten von
Berchtold en ik met onze wapens in het bootje, om naar de ge-
wenschte piek te komen, maar, door het nog vrij hooge water, duurde
het wel een paar uur \oor wij, een 3000 M. boven de laatste ladangs,
aan den zandigen oever de diepe sporen vonden van het blijkbaar
zeer groote dier. Trouwens het feit, dat dit afgescheiden van de
kudde alleen in het bosch dwaalde, pleitte er voor, dat het een oud
mannetje wezen moest. De Kajan’s raadden mij af mijn eigen hond
mede te nemen nit vrees, dat hem wat zou overkomen bij het
aanvallen van den stier en voor de zooveelste maal liep ik er in,
toen zij mij er op wezen, dat hun eigen honden het spoor volgden
en dat een hunner den stier bespiedde. Moeilijk voor de oogen bleek
het niet te wezen, want het dier had een veel geloopen boschpad
gevolgd en in den zeer vochtigen kleibodem diepe voetstappen achter-
gelaten. Yoor de beenen evenwel bracht het klauteren heuvel op en
af over een grond | die bij eenige helling door de gladheid geen