Oema Tgpai. Deze woonden het laagst aan de riyier en een goed
eind loopens van ons a f, maar ik wilde de gelegenheid niet voorbij
laten gaan, om het 4de exemplaar nog mächtig te worden en stelde
dus het vertrek naar de watervallen nog een oogenblik nit. Yoor
een stuk ketting aan een werpnet (djela) werd ik eigenaar van het
kleine, zwarte, maar precieuse voorwerp en onmiddellijk daarop
weerklonk het sein van afvaart, waardoor alle 25 booten, die naast
elkaar lagen, zieh in beweging zetten. De een na den ander verliet
den oever en zocht de ruimte op de hier wel 200 M. breede rivier,
zoodat kort daarop allen bij elkaar een aardige vloot vormden, die
de rivier afdreef.
Even beneden Long Tepai begint zieh de bedding van den Mahäkam
sterk te vernauwen, de rotsachtige oevers naderen tot op 60 en
100 M. tot elkaar en in het rivierbed zelf verhelfen zieh vele rots-
punten. Weldra noodzaakte ons deze verandering van het terrein om
onze vaart te wijzigen en in een lange reeks wond zieh toen alles
tusschen de rotsen door, een interessant schouwspel, waarop het
sterk betrokken, regenachtige weer nog een eigenaardig somberen
Stempel drukte.
Op een rolsteenbank maakten wij ons eten klaar, en reeds was
alles weer in de booten verdwenen, toen men een der Kajans er uit
droeg, die wat koorts bleek te hebben. Hierin meenden de Kajans
aanleiding te vinden, om niet verder te gaan en slechts met veel
gednld, kalmte, maar voortdurend aandringende op vertrek, kon ik
hen in beweging krijgen.
Later vernam ik , dat men den tSlandjang gehoord had, welke
men in de lepo lali nog niet als de tsit voor de tweede maal
hoorde en dus dien dag niet verder gaan mocht. Mijn haast in aan-
merking nemende, durfde Kwing mij dit echter niet zeggen en
trachtte alleen eene aanleiding te vinden in de ziekte van den jongen
man. Dezen liet ik echter weer in de boot leggen en beloofde hem
te helpen in het .kampement, dat wij boven den eersten grooteren
val, de kiham Hida, zouden betrekken.
Bij de rolsteenbank is de bedding van den Mahäkam niet veel
meer dan 40 M. breed en zij behoudt die breedte bijna geheel tot
aan den voet der vallen van de westelijkste reeks. Aan beide
PJ. XC.