Mendalam Kajans, het goheele
Eerste Deel en meer in ’t bijzon-
der I, 3, 6, 21, 38, 39, 47, 85,
107, 108, 131, 139, 152, 168,
169, 171, 177, 205, 206, 216,
223, 224, 226, 228, 229, 234,
236, 240—242, II, 32, 124.
MdnStoki, berg, II, 4.
MSnjiwan (slang met rooden kop
en staart), II, 224.
Henscheneters, II, 352.
Menschenoffers, II, 143.
MBra, rivier, II, 55, 341.
Merasé, rivier, I, 232, II, 131,
141, 266.
Minjak pelandjau, boomolie, II, 154.
Mosng, berg, II, 79—82, 92,264.
Moeara Kaman, plaats, II, 357.
Moeroeng, rivier, Boven Barito,
II, 11, 25, 92, 262, 263.
Moeroeng (Siang Moeroeng) Dajaks,
II, 10, 11, 143.
Moeroetoes, insect, I, 28.
Mpoet (blaaspijp), I , 131, 133 — 138,
II, 174.
Muziek, I, 73, 187, 190, II, 36,
37, 220.
N.
Naamgeving, I, 174, 188.
Naehtverblijf, I, 254—256, II, 68,
93, 308.
Haga, slangvormig monster, II,
362, 363.
Nang klinge, tatouage-flguur, 1,241.
Nanga Banjoe, plaats, I, 288.
Nanga Boelit, plaats, I, 272.
Nanga Era, plaats, I, 19, 258.
Nanga Langau, plaats, I, 275.
Nanga Lapong, plaats, I, 269.
Nanga Mensikai, plaats, I, 268.
Nanga Pinaii, plaats, I, 17, 19.
Nanga Raoen, plaats, I, 38, II, 150.
Nanga Serawei, plaats, I, 16.
Nangei (vieren van ’t Nieuwjaar
en ’t begin van den nieuwen
rijstoogst), I, 151, 163, 180,11,
178, 249.
Nangeian (rondgang om de lasa),
I, 201.
Natap tilinga (gereedsehap voor
het doorprikken der ooren), 1 ,167.
Nawö (wieden), I, 180, II, 178.
Nebas (het bosch kappen), I, 179,
H, 178.
Negong, vezelstof, II, 282.
NSwoekö (einde van den oogst),
I, 180, II, 178, 249.
Ngahawa’ (huwen), I, 172.
Ngarffing (recitatief), II, 36, 147,
173, 200, 207.
Ngilleno (oogsten), I, 156, 180,
II, 178.
Nipah, palm, I, 8.
Njaho (vogelzoeken), I, 246.
Njaho (voorteekens gevende dieren),
II, 224.
Njamau ajoew, boomschors voor
kleeding, II, 282.
Njamau asang, idem.
„ awong keté, idem.
„ kShan, idem.
„ kelüp, idem.
„ poero, idem.
„ sikén, idem.
„ tähab, idem.
„ tatjem, idem.
„ tekoenoi, idem.
Njangeian, rivier, II, 263.
Njerobw boelan, geneesmiddel, I,
117.
Njian, rivier, II, 301.
Njiän, berg, II, 293.
Njibar, waarschijnlijk iets alsnga-
rang, II, 207.
Njina (de zieltjes streelen) hier die
van de kinderen, I, 63.
Njina broewa parei, (streelen van
de rijstziel), I, 158.
Njoe (mesje), I, 131, 175, 224,
II, 137, 224, 361, 367.
Noegal (zaaien), I, 180, II, 178.
Noegal (’t vieren van toegal), I,
84, 155.
Noen goena? (waartoe ? welk nut ?)
II, 21.
Noetoeng (het bosch branden), I,
180, II, 178.
Nopin, berg, I, 298, 300, 303.
Nijverheid, I, 56,185,219, II, 206.
o.
Oboet (navelstreng), I, 166.
Oedak awak, bezwerings-middel,
I, 157.
Oedjoe Halang, plaats, II, 345.
Oedjoe Tepoe, plaats, II, 163,266,
346—354.
Oedjok (caoutchouc), II, 284.
Oedjok doejang, vruchten van
caoutchouc-lianen, II, 284.
Oedjok soepit, idem.
Oeloe Ajar Dajaks, I, 1, 34 37, 38.
109, 146, 197, 232,^ 235, 237,
308, II, 150.
Oema (huis), I, 31.
Oema Aging, Mehäk, Pagong, enz.,
zie ’Ma Aging, enz.
Oesan (ananas), II, 282.
Oesoe broewa (zielenhand), I, 158.
Oesoet, voorwerp als geschenk of
boete tot bevrediging van ver-
ontruste zielen, I, 65.
Oesoet lali (oesoet met kleine kra-
len), I, 164.
Oesoet oedjong halubw (ijzer op de
knieen van een lijk), I, 85.
Oesoet oesoe (kralen aan de vingers
van een lijk), I, 85.
Oesoet toedak (kralen om de bee-
nen van een lijk) I , 85.
Oetang (penis-staafje), I, 118.
Oeting (tarn varken), I, 231.
Oewit lali (kinder-eetbordje), 1 ,65,
166.
Offeren, I, 146, 284, 303, II, 180,
215, 225, 278.
Offerpaal, II, 223, 224.
Oga, rivier, II, 263, 316.
Olie, brandbare, II, 154.
Omgang van meisjes en jongens,
I, 72—75, II, 277, 278.
Onderlinge hulp, I, 173. Zie ook
Gemeenschappelijke arbeid.
Ong Bringin, berg, II, 92.
Ong Dia, berg, II, 92, 264.
Ong Hida, berg, II, 293.
Ong Kebalan, bergrug, II, 120.
Ontwikkeling, geesteljjke, 1 ,96,97,
II, 119, 316.
Oogstfeesten, I, 22, 40, 154, 181,
188—200, II, 167.
Oorlellen, I, 42, 62, 118,122,123.
Oorlogvoeren, I, 103.
Oorringen, I, 121, 124, 127.
Opneming, topogr., I, 306, 307,
II, 4, 57, 118.
Opvolging bij de Kajans, 1 ,168—
170,
Orang oetan, I, 12.
Oröküp, geneesmiddel, I, 117.
Overlijden, I, 84, 174, II, 169.
Overspei, II, 136, 278, 344.
Overtredingen, II, 172.
Oudheden, II, 267, 339, 341, 343,
344.
P.
Pagong, plaats, I, 2, 62, 80, 276.
Pahne, rivier, II, 264.