geval zouden zij zoo spoedig mogelijk weer vertrekken, maar Si
Ding Ledju stond er o p , Kwing Irang te bezoeken in zijn woning
en deze was zoo goed niet, of hij moest gaan, om wat voor de
ontvangst der gasten in gereedheid te brengen.
Behalve de twee boofdpersonen bestond het gezelscbap uit ver-
schillende afgevaardigden en mannen van de lager gelegen Bahau-
vestigingen. doch liet Bang Jok zieh verontschuldigen, daar zijne
moeilijkheden met de Boekats in den Bo hem vasthielden. Zijn
schrijver kwam echter mede, wellicht even zoozeer om verslag van
zijne bevindingen te doen, als wel tot het maken zijner opwachting.
Een van het gezelschap , de Maleier hadji Soeleiman, dien de assistentresident
van Samarinda na het verleenen van ondersteuning weer
medegezonden had, vond het bij mij blijkbaar wat minder pluis en
vluchtte, even voor hun komst aan den Bloeöe, het bosch in. Daar
leefde hij gedurende eenige maanden hoofdzakelijk van diefstal, omdat
niemand hem wilde huisvesten, want Loengai, zooals zijn eigenlijke
naam was, bezat in deze streken van vroeger reeds geen goeden
naam. Later trok hij met een gezelschap naar den Kapoewas terug,
werd echter aan den Boelit met twee anderen, op aansporing van
Adam, die het blijkbaar met zijn rasgenoot niet vinden kon, ver-
moord door Bongan Dajaks.
Mijne reeds vroeger geschreven brieven vulde ik aan met hetgeen
noodig bleek naar aanleiding van de ontvangene, welke wel meer
dan drie maanden oud, maar toch zeer welkom waren geweest. De
pakken couranten beloofden zoowel lektuur als pakpapier en werden
dus ook met vreugde begroet, maar voorloopig ter zijde gelegd.
Om mijne gasten niet van honger te doen omkomen en hen in
staat te stellen, hun reis met een tochtje naar den Bloeöe te besluiten,
leende ik wat rijst bij den Maleier Oetas, onder belofte van die
spoedig terug te geven, en zoo trokken wij allen des middags naar
het verblijf van Kwing Irang. Geen der bezoekers had zieh nog
ooit boven de watervallen gewaagd en dat prikkelde nog des te
meer hunne nieuwsgierigheid naar de verblijfplaats van den behenden
Kwing, welkenzp als oudste van het geslacht, dat bijna alleBahau-
hoofden onder zijne leden telt, allen een bijzondere vereering toe-
droegen. De twee hoofden hadden blijkbaar ook nog het een en
■
I
11
i ir i
1