kreeg ik zulke hevige hartkloppingen met kleinen p o ls, dat
ik mij ernstig ongerust gemaakt zou hebben, wanneer zoowel
Demmenie als von Bebchtold niet op de been gebleven waren, en
dus hoopte ik er het beste van. Tegen twee uur ’s middags bedaarde
het opspelen van mijn maag, de spierpijn localiseerde zieh tot de
armen en beenen en zoö kon ik een paar unr rüsten, wat ik
zeer noodig had.
Verdere gevolgen bleven bij ons allen uit, maar moeilijk bleek
aanvankelijk de vraag te beantwoorden, wat de oorzaak dezer ver-
giftiging geweest was. Daar ik in den regel meer vleesch en de
anderen meer rijst aten, zoo bracht ons dit op den argusfazant en
wel bestond de mogelijkheid, dat die verontreinigd geworden was
door arsenicum , dat bij het prepareeren der huiden zooveel gebruikt
werd. Boos opzet van onze Kajans meende ik geheel te moeten
buitensluiten en de menschen waren erg onder den indruk geweest
van mijne ongesteldheid. Telkens kwam er een in de verte kijken,
hoe het ging en verdiepte zieh met zijne kameraden in de vraag,
wat wel de oorzaak zou kunnen wezen. Hunne meeningen waren
in twee partijen verdeeld: de eene schreef het toe aan de geesten
van den Lilit Boelan, welke ik door mijn steenenkloppen vertoornd
had, de anderen vertelden ons, dat er zoo nu en dan argusfazanten
voorkwamen, die ook bij hen ziekte veroorzaakten, wanneer zij ze
aten. Hun eerste gevoelen kon ik moeilijk deelen, en ook het tweede
kwam mij wat onwaarschijnlijk voor, want van vogels, die vergiftig
waren, had ik tot dusver nog niets gehoord. Zoo bleef de veron-
derstelling van arsenicumvergiftiging in lichten graad bestaan, hoe-
wel von Bebchtold beweerde, dat dit niet mogelijk was.
Tegen zijn wil leverde hij later zelf het bewijs, dat inderdaad
het eten van den argusfazant soms eene vergiftiging veroorzaakt,
toen hij, alleen met vier Kajans in ons kampement achtergebleven,
met zijn viertal hevig ziek werd na het eten van een ander exem-
plaar van dien vogel. Meer nerveus van aard traden bij hem naast
hevige pijnen tonische en klonische krampen op, naast hevige en
aanhoudende verschijnselen van de zijde der digestie-organen, het-
geen niet minder dan vier dagen aanhield. Tegelijk met hem leden
ook de vier Kajans zoo sterk, dat geen van hen hulp kon gaan