bestrooien aan de buitenzijde met barspoeder; van de afwezigheid
der bewoners maakten wij gebruik om dezen haard te photograpbeeren;
daartoe was eene expositie van een uur noodig, anders zou
bet niet uit te voeren zijn geweest. Daar de zon in bet dakvenster
scheen, konden wij dit niet openzetten voor de verlichting, beter
leenden zieh daarvoor de als pannen los op elkaar liggende plankjes
van bet dak, welke wij met stokjes een weinig openzetten, waar-
door de met rook geheel zwart geworden ruimte voldoende verliebt
werd. Gednrende den expositie-tijd bielden wij in de woning er naast
de waebt bij een ouden mantri van het huis, een verständigen ’Ma
Soeling, die zieh met bedaarde waardigheid in zijn vertrek bewoog,
ons bereidwillig de merkwaardigbeden onder zijne huishoudelijke voor-
werpen liet zien en niet weinig trotsch was op de reeds oude, maar
fraai gesneden zijpalen van zijn haard. Zelfs gaf hij mij uit zieh
zelf een fraai plankje om tabak op te snijden, iets wat mij van
hoofden in den regel niet te beurt viel.
Met het meeste ongeduld waebtten allen des avonds mijne mannen
af, die van Batoe Sala moesten komen en toen zij er tegen het
vallen der duisternis waren, gunden de vrouwen hun den tijdhaast
niet, om bun wedervaren te verteilen, voor zij bunne oebi en
suikerriet afgaven. Die groote ijver verwonderde mij wel een weinig,
maar ik lette er niet verder o p ; na mijn terugkomst aan den Bloeöe
vertelden de Kajans mij echter, dat de geheele familie vanbetboofd
dien avond van den gekochten voorraad medeat, om hun eigen geringe
hoeveelheid te kunnen sparen.
Zoo werd het dus zeer wenschelijk naar huis te gaan, en dat
zagen de Kajans blijkbaar ook in , want, hoewel den volgenden dag
bet water nog vrij hoog tegen den oever stond, repten allen zieh
van zelf, om bun eigen en onze goederen na het ochtendeten op
te pakken en in de booten te brengen. Evenals te voren, kostte ook
nu het vooruitkomen een bijzondere inspanning en wij verheugden
ons er allen in, dat Ding Ngow te Long Njiwoeng weder niet thuis
was en er dus geen oponthoud behoefde plaats te vinden. Na een
vluchtig bezoek aan den ouden Bo Anje en een even vluchtig onder-
zoek naar aardewerk, waarbij de meeste vrouwen zeer ängstig voor
ons bleken te wezen, ging het weer tegen den stroom op en spoedig