II, 149.
Een dyk der 'Ma Soelings.
werk los .te maken en zoo togen wij op weg met den schoonzoon
van liet hoofd als gids.
In den beginne geleidde hij ons over een w eg , zoo goed onder-
houden en hreed, als ik hem onder Dajaks nog niefc gezien had;
men yertelde mij trouwens, dat dit de weg was naar de rijstvelden
en reeds eenige jaren in gebruik. Ook de heuvels, waaroyer hij
yoerde, waren in den aanväng niet hoog, maar na een goed u m
loopens begon de gids eenigszins onzeker te worden en liet hij ons een
tijdlang alleen om een oud maar weer dichtgegroeid pad te zoeken,
dat wij yerder dienden te yolgen. Gelukkig duurde dat niet lang en
spoedig stonden allen tusschen dicht hoog kreupelhout, hier en daar
doör hoog gras nog meer onbegaanbaar gemaakt. Vooral het eerste
gedeelte moest meer naar de herinnering dan op het oog. worden
afgelegd en dat hield aan, tot wij op de helling van een hoogen
heuvel weer wat ouder bosch betraden, waar een ander gebruikt
pad zieh bij het onze aansloot. Nu yoerde het yerder Over gewoon
boschterrein met zijne ook bezwarende, maar ten minste zichtbare
moeilijkheden. Gelukkig evenwel ontbrak het niet aan verrassingen;
verscheidene fraaie planten met gekleurde bladeren hielden ons een
oogenblik staande en tot mijn verbazing voerde het pad ons tusschen
twee heuvels over een beek, die de ’Ma Soelings met een dijk
hadden afgedamd. Dwars doör het stroompje was een schuine planken
wand opgericht, die onder een hoek van 60° stroomafwaarts helde
en gesteund werd door drie zware boomen, die aan weerszijden in
den oever staken. Door een tweede rij horizontale boomen, met de
eerste verbunden door steunsels van hout, had men den weerstand
van het eerste drietal vermeerderd en deze weer tegen den rivier-
bodem gestut. Om den planken wand waterdicht te maken lag er
een meter dikke laag klei zoo vast tegen aan. dat hij voortdurend
gebruikt werd als overganspad; hij beantwoordde ook volkomen aan
het doel, om er het water door te stuwen, want het verschil boven
en beneden, bedroeg ongeveer twee en een halven meter. Het doel
van het vormen van dien vijver bovenstrooms bestondinhetkweeken
van visch, een g ew o on te e ig en aan de ’Ma Soelings alleen, waar-
door zij nooit gebrek daaraan behoefden te hebben. Zij verbouwen dan
ook geen toeba-wortelen als de andere stammen, die zieh daardoor