zeldzame gelegenheid, om met zoovelen samen te wezen, scheen
op allen opwekkend te werken en iedereen vermaakte zieh op kalme
wijze. Evenals op andere avonden, bracht ik den laatsten tijd vöör
het donker werd door op een houten bordes aan den waterkant,
maar nu in gezelschap van evenvelen tientallen als anders van
enkele personen e n , hoewel het groote gezelschap zieh minder leende
voor eenigszins vertrouwelijke gesprekken, leerde ik toch daar,
schertsend of luisterend, veel wat mij een inzicht gaf in hetgeen
den Kajans het meest belang inhoezemt en in de wijze, hoe zij met
elkaar omgaan.
Behalve de onmiddellijke omgeving hield nu slechts de rijstoogst
de jonge gemoederen bezig en ijverig waren allen in de weer, om
zieh voor de körnende drukte van hulp te verzekeren.
Daar iedere man voor zieh een ladang aanlegt, ook al woont hij
als zoon nog hij zijne ouders in , ontwikkelde zieh het stelsel, om
gezamenlijk ten getale van 4—8 het werk te doen, dat voor een
te zwaar is. Yeelal zijn het vrienden, die zieh op die wijze ver-
eenigen, om elkander te ondersteunen, wat nog minder bij het
oogsten zelf dan bij het voorafgaande bouwen van rijstschuren
noodig is. Door den vroegeren tijd van schaarschte hadden de
mannen en vrouwen zieh tot dusver met niets anders bezig knnnen
houden dan met het zoeken van voedsel in het bosch en alle voor-
bereidende werkzaamheden voor den oogst moesten worden uitge-
steld. In andere jaren vlocht men voörafkorven en matten, waarvöor
de mannen rotan en Pandanus-bladen haalden uit het bosch en daar
kapten zij ook palen, planken en dakbedekking voor de rijstschuurtjes,
die ieder op zijn veld oprichtte. Dat alles moest nu onder de hand
verricht worden en het was dus niet te verwonderen, dat zoodra
de adat het toeliet, iedereen weer naar zijn rijstveld toog, om zoo-
veel mogelijk den verloren tijd weer in te halen. Een groot onge-
rief voor de bevolking bestond ook daarin, dat zij dat jaar geen
booten hadden kunnen maken, zoo min voor hun eigen gebruik als
om ze te verkoopen, zoodat zout en tahak zeer moeilijk zouden
te krijgen geweest zijn.
Om dezelfde reden was er van het verzamelen van getah pertja
ook niets ingekomen en toen wij later naar den Beneden-Mahakam
voeren, nam slechts een enkele wat van dit hooggeschatte ruilmid-
del mede.
Ook het huisgezin van het hoofd trok des morgens reeds naar
den ladang, liet slechts een enkel persoon in huis achter en keerde
niet, voor het donker werd, terug. Daar een gezelschap jongelui, die
veel met ons in aanraking kwamen, voor hun gezamenlijk werken
(pala dow) gebruik maakten van onze boot, zaten wij in die dagen
bijna geheel alleen en konden ons tegelijkertijd niet op de rivier
heen en weer laten roeien, wat bij het volslagen gebrek aan
wegen en het dichte kreupelhout in onze omgeving, een groot be-
zwaar vormde. Er viel echter voor het gereedmaken van de ver-
zamelingen nog al wat te doen, vooral wat drogen van planten,
zaden en huideu aangaat en het weer maakte ons dat in dien tijd
niet gemakkelijk. Na de zeer droge maanden op onze reis werd de
weersgesteldheid gedurende September en October zoo schoon, als
wij maar konden wenschen: overdag bijna zonder uitzondering droog
en warm, terwijl het ’s nachts bijna altijd regende; hieraan dankten
de Kajan’s ook de goede vooruitzichten van hunnen oogst. In
November namen de regenbuien echter reeds de overhand, maar
het duurde tot de tweede helft van December, voor wij midden in
den regentijd zaten, die ons wel in den regel droge voormiddagen
liet, maar later op den dag en ’s nachts stroomen regen deed
nederdalen. Het werd mij toen duidelijk, dat het naar beneden
varen in Januari, zooals ik aanvankelijk gehoopt had, door het
hooge water nog al bezwaren in zou hebben en dat ook dit jaar
hier een bepaalde regentijd in deze maanden inviel. Daar juist de
oogsttijd in die maanden begon, verwachtte ik aanvankelijk een
drogen tijd, en volgens de Kajan’s regende het dit jaar ook bijzonder
veel, maar waarschijnlijk komt het mij voor, dat zij hun
rijstbouw meer regelen naar de droge maanden voor een günstig
ladang branden dan naar het tijdstip van den oogst. Een feit is h e t, dat
zij het begin van den nieuwen rijstbouw stellen op den dag, op
welken de zon op een bepaald punt van den horizont opkomt. Bij
onzen tocht naar Long Tepai kwamen wij dicht bij Batoe Sala
voorbij een rots in de rivier, waarop Kwing Irang ons eenige
groeven aanwees, die volgens hem ontstaan zouden zijn in den
I I . 12