takken en het gebladerte het geheele rivierbed vulden. Hoewel daar-
door veel verloren g in g , leverde toch het verzamelen onder de over-
blijfselen van dezen boom een menigte exemplaren woekerplanten en
daaronder verscheidene nieuwe soorten, terwijl allerlei insecten, als
torren, sprinkhanen, wantsen, cicaden, wandelende bladen en spinnen
zieh trachtten te redden op de boven het water nog uitstekende
takken en zoo een gemakkelijke prooi werden voor de vlugge vin-
gers der Kajans, die ons hielpen bij die vangst.
Yerder scheen alles nu in orde te zijn en kon ik niijn aandacht
wijden aan hetgeen onze omgeving op wat verderen afstand voor
merkwaardigs opleverde. Onder de gesprekken met de verschillende
Kajans had ik nu eens dit en dan eens dat opgevangen en nam
mij voor, om daaruit later een programma samen te stellen voor
tochten. Ik mocht daarop nu echter nog niet te sterk reageeren,
want bijgeloof en andere overwegingen maken de Dajaks zeer ach-
terhoudend, wanneer men te veel belangstelling toont en te nauw-
keurige inlichtingen vraagt.
Zoo vond Kwing Irang het niets aangenaam, toen een der Kajans
zieh liet ontvallen, dat er zieh in den Tjëhan een beschreven steen
moest bevinden en, aangezien ik mij niet weerhouden kon, daarop
verder door te gaan, merkte ik aan aller terughoudendheid, dat ik
mij op gevaarlijk terrein bevond. Hun vrees, dat de Europeesche
nieuwsgierigheid de geesten van zulke bijzondere voorwerpen zal
verstoren, doet hen het bestaan er van verzwijgen, en tot op het
laatst van onze reis moesten wij door toeval op hunne vindplaatsen
komen.
Geen bezwaar, integendeel veel lust vertoonde Kwing Irang in
een tocht naar boven, waar zieh volgens hem een groote waterval
over bijzonder zware steenen moest bevinden.
Deze niet zeer duidelijke aanwijzing wekte onze nieuwsgierigheid
op en zoo togen wij den 6 October met onze uitrusting voor photographie
en met plannen voor botanische en geologische onderzoe-
kingen in drie booten naar boven. Dit wàs veel meer dan noodig was,
maar onze vrienden snakten naar de vele visch, die boven dien
waterval moest wezen, en van daar hun ijver. Twee uur worstelen
met, ondiepe plaatsen en uitstekende rotsen, bracht ons op de piek,