aan boord Tan de boot, zoo bevig aangetast door beri-beri, dat
Demmeni hem geheel verlamd aan armen en beenen weer van beneden
medebracht. Gelukkig herstelde hi] op reis naar Soerabaja reeds
grootendeels en verder te Buitenzorg geheel.
Onder de bevolking van den Mahäkam, vooral de boschproducten-
zoekers, lijden zeer velen aan beri-beri, maar aan den Boven-Mahäkam
zag ik onder de inheemsche stammen geen enkel geval. Men zegt
vrij algemeen dat zij begint op te treden met of na koortsaanvallen,
maar ik kon dit bij mijn eigen patient Lahidin niet opmerken.
Twee ernstige chirurgische gevallen deden zieh voor: vooreerst
werd des avonds op een ondergeloopen stuk land een jongen door
een krokodil gegrepen, uit welks kaken de toegeschoten huisgenooten
hem met eenige vleeschwonden aan beide beenen konden redden. De
wonden, die hem door twee beten schenen te zijn toegebracht, zagen
er uit als met scherpe mesjes gesneden en drongen diep door. Een
er van ging op zijde van de knieschijf door de kniekapsel heen.
Maar zeer kort na het ongeval bracht men hem op mijn aandringen
bij mij, en na reiniging en immobilisatie genazen de wonden spoedig en
de lichte vocht-uitstorting in de knie was bij mijn vertrek reeds veel
minder.
Het tweede geval deed zieh voor bij een Toendjoeng Dajak , van
de volksstammen, die ten zuiden van den Rata het land tusschen
Mahäkam en Barito bewonen. Deze man had met zijn sabel een hert
in stukken willen snijden en het heft niet stevig vastgepakt, toen hij
hem met geweld in het dier stiet. Daardoor gleed zijn hand längs
de scherpe snede en deze drong diep in de weeke deelen tusschen
duim en wijsvinger. Een hevige arterieele bloeding was hiervan het
gevolg en zeer gebrekkig verbonden voerde men den gewonde naar
mijne woning. Hoewel de wonde nog versch was, durfde ik er niet
toe overgaan, in deze omgeving de spuitende arterien in de diepte
op te zoeken, vooral omdat asepsis niet zeker kön wezen. Daarom
liet ik von Bebchtold de slagader aan den bovenarm samendrukken,
reinigde de wonde met sublimaat van de ongerechtigheden, die de
vuile verbandlappen daarop hadden achtergelaten, en tamponeerde
toen met jodoformgaas, het verband voltooiende onder sterke com-
pressie. Ook na herstel van de circulatie stond de bloeding gedurende
een half uur, maar toen begon het verband door te trekken; goede
raad was duur, en ik kon alleen trachten door elevatie den afvoer
te vergemakkelijken en den aanvoer te verminderen. Met dit doel
legde ik den man, die gelukkig met zieh sollen liet, op zijn rüg
en bond zijn arm aan den wand met een windsei in de hoogte met
het gevolg, dat de bloedvlek op het verband zieh slechts weinig
vergrootte. Twee dagen later voelde het reeds droog en hard aan,
zoodat ik den arm wat kon laten zakken en den patient, die geen
klacht had laten hooren in die voor hem ongewone houding, een
gemakkelijker ligging op zijn matje kon toestaan. Bij mijn vertrek
granuleerde de diepe wonde goed en het gevaar voor nabloeding
was toen bijna geweken,
Eenige reden om geduldig te wezen had de man wel, want een
paar weken geleden had een Chinees zieh met een bijl in den voet-
rug gehakt en hoewel de betrekkelijk kleine wonde niet zeer sterk
bloedde, had men het spuiten der slagaderen niet weten te stelpen
en de man stierf na vijf dagen aan verbloeding. Drie dagen na mijn
aankomst kreeg ik ook Si Ding Lodju onder mijne patienten; zijne
borstaandoening, welke zieh reeds twee maanden door hoesten ge-
openbaard had, ging sedert kort met het opgeven van bloed gepaard,
wat de familieleden zeer beangstigde. Bij een onderzoek bleek hij een
duidelijk gelocaliseerde afwijking aan de longtoppen te hebben en
bestond er dus weinig reden om met de zijnen te denken aan ver-
giftiging, waaraan men in Borneo een groot gedeelte der ziekten
toeschrijft. Zoo worden altijd de stammen in de verte beschuldigd
van hunne bezoekers met vergiften, soms vliegende te belagen,
maar de heerschende ziekten tasten dikwijls bij voorkeur nienw
aangekomenen aan, zooals wij met meer dan 100 personen allen
door een influenza-achtige ziekte werden aangetast, die debewoners
van de streek een paar maanden vroeger gehad hadden. Bovendien
is het leven op reis altijd meer verzwakkend dan het kalme leven
thuis.
Gedurende mijn verblijf te Oedjoe TSpoe kreeg ik een goed in-
zicht in de ingewikkelde verhouding van de bewoners van de plaats.
Oorspronkelijk bewoonde de stam der Bahau Tring dit gedeelte van
den Mahäkam en nog zijn zij de eenigen bijna, die op den linker