Ongevoelig betoonden zieh de Pnihing-vrouwen niet voor de oplet-
tendheden, die de Kajan’s haar eerst in het algemeen en latermeer
individueel bewezen. Als vroeger reeds in Batoe Sala gáven de
jongeren onder de mannen tegen den avond een voorstelling in het
spelen met een rotan-bal, wat hier een bijzonderen indruk moest
maken, aangezien de Pnihing-mannen dit niet doen. Hetzelfde gold
voor het uitvoeren van wapendansen, waarvoor zij een goeden kledi
als muziekinstrument medegenomen hadden en waarmede zij na het
avondeten belangstellende Pnihing-vrouwen in hun kring lokten. Ook
„ngaräng ’ of het reciteerend achter elkaar loopen, waarbij de maat
door het stampen met den voet werd aangegeven, vond geen beoefe-
naars onder den Pnihing-stam. Geen wonder dus, dat verscheiden
vrouwen de onzen kwamen gezelschap houden, maar jammer genoeg
keurden de Pnihing-mannen dat niet heel goed. Ten minste terwül
ik door de luidruchtigheid dezer vermaken tot ’s avonds zeer laat
uit den slaap gehouden werd, drongen twisten en bedreigingen in
’t Boesangsch tot mp door, die zeer verontrustend zouden geweest zijn,
wanneer niet ook onder de Mahäkam-stammen fusschen zeggen en
doen een groot onderscheid bestond. Trouwens redenen voor jaloezie
ontstonden er op die avonden wel, want na en misschien ook wel
onder het feest boven in huis, daalden eenige paartjes de trappen
af in de rnimte er onder en hadden daar, te oordeelen naar de
opstijgende geluiden, evenveel genoegen als boven. Dat moest voor
een minnaar, wellicht voor een echtvriend moeilijk te dragen zijn,
maar van feitelijke vijandigheden kwam gelukkig niets.
Des avonds kwamen eindehjk ook Belaré en de zijnen in hun boot
van boven, met loshangende hären en slechts bedekt met een smallen
lendedoek van boomschors; al spoedig bleek, dat ook hun jacht
niet gelukkig geweest was en de honden slechts een paar jonge
wilde varkens hadden kunnen bemächtigen. Vruchten echter moesten
er in overvloed boven aan den Mahäkam wezen, want hoewel men
ons iederen dag zooveel doekoe’s (Lansium domesticum) en een soort
van Nephelium gegeven had, als wij maar gedurende den vervelenden
wachttijd konden opeten, zond het hoofd nu onmiddellijk van beide
vruchtsoorten nog een kolossaal pak. Hoewel wat ängstig over
het eten van zooveel ooft, kon ik toch niet nalaten duchtig mede XI, 200.
Sawang Orang, den kledi bespelende.