niet gezien hadden en eenige nadere berichten over de in aantocht
zijnde gezanten van beneden. Waarom zij naar boven gezonden
werden, bleef ook nu een raadsel en de hoop, dat zij ons ten
minste wat te eten zouden medebrengen, vervloog, toen ik hoorde,
dat alle goederen om het moeilijke vervoer, beneden de watervallen
achtergelaten waren. De hoofdpersoon moest een Bahau-hoofd wezen
Si Ding Ledju van Ana, in gezelschap van verscheidene andere
personen, van welke ik nooit gehoord had.
Zoo boezemde mij dat gezelschap verder maar een zeer matige
belangstelling in en vond ik het het best, daarvoor mijne plannen
niet te veränderen. Daarbij hielp de rivier wat mede, die door
sterke regens in het gebergte ging rijzen en hen dus vöoreerst wel
zou beletten snel naar boven te komen.
Opgehouden door allerlei onlusten, duurde hun tocht naar boven
reeds twee maanden: eerst werd de tegenwoordigheid van Si Ding
beneden de watervallen vereischt, om een strijd te voorkomen tusschen
Boegineesche kooplieden en Bakoempai, die elkaar in die streken
een hevige concurrentie aandoen; daarna bij het hoofd Bang Jok
in de watervallen aangekomen, vond hij alles in rep en roer door
dat er een voorname onderdaan van dit hoofd pas gesneld was door
Boekat Dajaks in den Bo , linker zijrivier van den Mahäkam en de ge-
heele z wervende bevolking van Poenans nu haar heil in de vlucht gezöcht
had, men wist niet waarheen. Als bloedverwant van het hoofd had Si
Ding nu daar zijn licht moeten laten schijnen over die moeilijkheden,
en vervolgens had de beleefdheid tegenover de aanverwante hoofden
boven de watervallen, waar hij vroeger nooit geweest was, geeischt,
dat hij bij ieder van hen een tijdlang bleef. Zoo woonde hij nu voor
een paar dagen bij de Longglats van Long Njiwoeng, de eerste
Bahau-vestiging beneden den Bloeöe, waar de jeugdige Ding Njaw
het voornaamste hoofd was.
Yan alle zijden kwarnen in die dagen weer menschen van de
ladangs naar mij to e , om geneesmiddelen, en te oordeelen naar het
voortdurend toenemen van de vraag, bevonden de zieken zieh bij
de verleende hulp even goed als aan den Mendalam. Slechts zelden
verstrekte ik ze echter, wanneer men niet den patient bij mij, of
mij bij den patient bracht, Een paar jonge mannen echter vroegen
hulp voor eene kraamvrouw, bp wie de placenta nu reeds den tweeden
dag niet wilde te voorschijn komen. Daar mannen in zulke gevallen
nooit tegenwoordig mogen zijn, maakte ik een uitzondering, gaf
hun wat extraetum secalis cornuti mede met de boodschap, dat zij
mij zoo noodig zelf konden komen halen. Tot mijne verwondering
riepen zij mijne persoonlijke hulp den volgenden dag te vier uur
in, en voorzien van de noodige ingredienten en mijn revolver
stapte ik in het kleine wiegelende bootje, dat de twee flinke
Kajans nu eens staande, dan weer hurkend snel de rivier af lieten
schieten,
De ladang lag een uur ver weg aan den Bloeoe en de zon was
reeds vrij sterk gedaald, toen wij aankwamen. Met gevaar van
armen of beenen te breken, beklom ik langs drie boomtrappen den
hoogen oever en het nog hoogere huis, waar men mij over een
paar planken naar een afzonderlijk kamertje geleidde, dat met de
overige woning geen andere gemeenschap had, dan langs dezen
weg. Daar lag een zeer debiel uitziende vrouw van een goede dertig
jaar met half gebroken oogen, onvoelbaren pols en eenigszins pijn-
lijken opgezetten buik. Een dock bedekte de benedenhelft van het
lichaam en, zooals mij later bleek, ook het kind, dat men sedert de
geboorte naast de dijen had laten liggen, omdat men voor het te
voorschijn treden van de placenta een nieuwen wereldburger niet
van den navelstreng mag losmaken, uit vrees dat de ziel der moeder
zal ontvlieden. De streng lag reeds ingedroogd en zwart naast het
arme wicht en het geheele hopelooze geval wees eerder op den
vijfden dan op den derden dag, waarvoor ook het feit pleitte, dat
men tot het inroepen van mannelijke hulp was overgegaan. Later
bekende men dit ook, maar op dit oogenblik leek mij het geval
zoo moeilijk to e , dat mij de lust tot dergelijke nasporingen wel verging.
De man, in ’t eerst door de heerschende duisternis onder het
sterk overhangende dak onherkenbaar, zat terneergeslagen aan het
hoofdeneinde en eene vrouw bij de voeten.
Koorts scheen de kraamvrouw niet te hebben op het oogenblik,
maar de kans om haar te redden was in deze omstandigheden zeer
gering. Het wegnemen der placenta, ook al stierf de moeder later,
had'evenwel deze twee groote voordeelen, dat het kind gered werd,