s Avonds keerde een gedeelte terug, dat haast had om naar de
ladangs te komen, terwijl Kwing Irang met een gedeelte der zijnen
in de Maleische woningen te Long Boeleng sliep, om het nog overige
den volgenden dag af te maken.
Yoor het bouwen van zulk eene groote woning moeten de Bahau-
stammen gedurende langen tijd materialen in het bosch bewerken,
maar voor bet meeste beboeven zij niet ver te gaan. daar men
voor veel binnenwerk ook zacbt hout kan gebruiken, dat ieder
bosch in aanzienlijke boeveelbeid oplevert. Het moeilijkst te vinden,
te bewerken en te transporfeeren zijn de palen, waarop het huis
gebouwd wordt en vooral die voor de woning van hetboofd, welke
van hard hout en tot trots van den geheelen stam zoo dik mogelijk
moeten wezen. In den regel tracht men daarvoor een of ander soort
ijzerhout te vinden, dat elders wel zeldzaam, maar aan den Mabäkam
nog gemakkelijk genoeg te vinden is.
Gedurende het tijdperk van die voorloopige werkzaamheden wilden
de meeste Kajanfamilies voorloopig huisjes bouwen op bet terrein,
om gemakkelijk daar te kunnen werken en op een gegeven oogen-
blik allen elkaar te kunnen belpen bij den eigenlijken bouw. Vooral
het oprichten der zware steunpalen kostte eene groote inspanning
en er gebeuren daarbij niet zelden ongelukken. Ook aan den Mabäkam
kent men evenwel de kaapstanders, om dit werk mogelijk te maken.
Men begint aan eene woning niet te bouwen voor al het materiaal
zieh ter plaatse bevindt, om ze dadelijk onder dak te krijgen en
zooveel personen vereenigen zieh dan bij de oprichting, dat zij in
betrekkelijk zeer körten tijd in elkaar gezet wordt. Palen en dwars-
balken worden met gleuven en uitgekapte stukken aan het boven-
einde aan elkander verbonden, waarbij rotan vooral vroeger als
bindmiddel dienst deed. Zoo bouwen de Bahau’s hunne honderden
meters lange huizen zonder een enkelen spijker. Daar men na een
jaar of tien weer ergens anders gaat wonen, houdt zulk een huis
het lang genoeg uit. Bij het oprichten der palen legt men in ieder
gat een e i, een offer, dat men over geheel Borneo in een of anderen
vorm terugvindt.
De Bahau’s dragen zorg hunne huizen niet al te hoog te bouwen,
vooral uit vrees, dat zij door den wind zullen worden omgeworpen;
wanneer het hevig waait, raakt alles in een huis in rep en roer
en vooral de ängstige vrouwen begeven zieh dan naar beneden onder
het huis, om zoo mogelijk onmiddellijk te kunnen vluchten. Ook
treedt men actief op , om te trachten den wind te bezweren, voor-
eerst door hem te verzoeken niet zoo hard te waaien. Eens zelfs bracht
men een gesnelden schedel van onder het huis, waar hij hing, naar
buiten, terwijl de man, die hem droeg twee maal acht keer tegen
den wind in spuwde. Ook slaan dan sommigen hevig op hunne
groote gongs ; dit gaf op een avond tot een alleronaangenaamste
scène aanleiding. Het stormde en stortregende toen zeer erg en sedert
een paar dageu deed het gerucht de ronde, dat er een gezelschap
koppensnellers van onbekenden oorsprong in de nabijheid rondzwierf,
zoodat het plotseling weerklinken van de gongs in de verte op
allen een onheilspellenden indruk maakte. Ook de Kajan’s , die nog
thuis waren, lieten zieh misleiden door het geluid, daar de wijze van
slaan, jdié voor alle gelegenheden verschilt, door regen en wind
niet te onderscheiden was. De mannen wapenden zieh met speer en
zwaard, kwamen ons waarschuwen en verzamelden alle vrouwen
in de awa’. Spoedig klonken nu ook op andere ladangs in de verte
de gongs, een onheilspellend geluid in den woesten nacht, dat ons
meer dan een kwartier in spanning hield. Reeds doofden wij ons
licht uit, om in ons hutje niet in het oog te vallen, toen een
Kajan ons kwam verteilen, dat zij nu konden onderscheiden, dat
het geraas niet het sein van onraad, maar tegen den hevigen wind
gericht was en zoo keerde de rust en het licht in onze hut terug.
Den 2den Januari was het water lager dan gewoonlijk en wilde
ik deze gelegenheid te baat nemen, om in de bedding van den Bloeöe
nog het een en ander na te gaan op geologisch gebied, waarvoor
de goede waterstand anders wellicht niet spoedig terugkeerde ; boven-
dien moest Demmeni nog eenige opnamen maken en wilde ik nog
het een en ander bespreken te Long Boeleng. Dat gelukte dien dag
zeer goed en behalve de verwachte resultaten, verkregen wij nog
een verhaal van den Batoe Mili, die de fantasie der Kajans door
zijn vorm en zijn hoogte sterk in beweging heeft gebracht.
Ook van dezen Batoe Mili gaat de sa g e, dat hij in vroeger tijden
reikte tot aan den hemel, maar tot groote schade van de stammen