halen en alle vijf later sterk vermagerd en verzwakt uit het bosch
bij ons terugkeerden.
Op den morgen van onzen terugkeer aten de Kajans nog een
wijfje, dat levend, maar sterk beschadigd in de strikken was gevonden;
allen klaagden toen over misselijkheid en aten onrijpe ci-
troenen als tegenprikkel; daar zij ieder slechts een klein stukje
vleesch gegeten hadden, bleef het bij deze verschijnselen. Een der
oudere Kajans, die een stuk medegenomen had voor zijn kinderen,
wierp het nog voor onze aankomst in het water.
Zoo geloof ik. de vergiftiging aan het eten van dezen vogel te
moeten toeschrijven, die misschien door het gebruik van voor ons
vergiftige zaden aanleiding daartoe geeft.
Een paar dagen later schenen de Kajans het noodig te vinden
eens een rustdag te houden, want allen hieven met den meesten
ijver in hun läge loods zieh wijden aan de vervaardiging van voor-
werpen voor hun eigen gebruik. Bij navraag gaven zij echter te
kennen, dat Asau, onze beste Poenanjager, bij het vertaten van de
hut, om op jacht te gaan, links van zieh een ongunstig voorteeken
van den telandjang gehoord had, waarom geen hunner hetwaagde,
dien dag te jagen. Dit kwam mij natuurlijk geheel onverantwoord
voor en zoo bracht ik een tweede nutnmer van mijn programma ten
uitvoer en nam een paar hunner mede naar een zoutbron, die,
niet al te ver w eg , zieh in het bosch moest bevinden.
Kwing Irang vond, dat hij hierbij niet mocht ontbreken, nam
zijn speer en zwaard en trok met ons het bosch in. Dit was hier
samengesteld uit zeer groote boomen, welke zoo ver uit elkaar
stonden, dat hunne krönen elkaar in de ontwikkeling weinig hin-
derden; slechts veroorzaakte hunne hoogte van vijftig of zestig
meter, dat de uitbreiding niet den waren indruk maakte. Het onder-
hout benam ook gedeeltelijk het gezicht er o p , want in verschillende
hoogten ontwikkelden stammen en stammetjes hun bladerkroon,
alle even recht en zonder vertakking aan het benedeneinde, zieh
als het wäre uitrekkende, om lucht en licht daarboven te bereiken
en hunkerende naar het oogenblik, waarop de een of andere oorzaak
een der reuzen zou doen vallen, om dan zelf de wieken uit
te kunnen slaan. Daar slingerplanten en lianen hier de boomen