u it, toen men mij kwam roepen, om deel te nemen aan eene ver-
gadering, ten einde verschillende aangelegenheden, mij rakende,
te bespreken. Voor de woning van Erang zaten de meeste mannen
van het huis bijeen, maar de vergaderplaats vormde slecbts een
twee meter diepe verbreeding der tocb reeds smalle galerij, zoodat
allen zeer dicht op elkaar moesten zitten en er voor mijn stoeltje
nauwelijks ruimte te maken was, Zoowel de stemming en houding
der vergaderden als de plaats zelf veroorzaakten een benauwenden
indruk, wel het tegendeel van de besprekingen bij Bel are en het
scheen den menschen eene verlichting, toen ik mij weer verwijderde,
nadat men zonder discnssie besloten had, dat onze gastheer Bo
Tinggang in plaats van Erang mij naar beneden vergezellen zon,
als ik naar de knst vertrok. Verder kocht ik nog eenige horens
van den wilden stier van den Mah&kam en kreeg de toezegging, dat
ook hier iedere woning mij een maat rijst zou geven. Ook droeg
ik nog eens aan het hoofd o p , om te zorgen voor eene spoedige
levering van de boot en slaagde ik er eindelijk den 15 Februari
in , om na het afhandelen van alle zaken naar den Bloeöe terug te
keeren, wel voldaan over de stemming der Pnihing’s , maar minder
over het fe it, dat het eigenlijk vertrek veel langer duurde, dan ik
eerst verwacht en gehoopt had.
De vaart naar huis geschiedde zonder iets bijzonders tot bij den
Kiham Mali in den Bloeöe, waar de Kajan’s , na de booten en de
goederen boven den val gebracht te hebben, zieh grootendeels naar
het kleine eilandje in het midden begaven en daar het een of ander
geheimzinnigs uitvoerden, waarover zij een diep stilzwijgen bewaarden.
Veel dacht ik daar echter niet over na; ik was veel te blij weer
thnis te wezen, waar alles en allen in orde bleken te wezen. De
vele rijst, die de Pnihing’s mij gaven, kwam zeer goed te pas.
Anders zon ik mij verplicht gezien hebben die te koopen en mijne
ruilmiddelen begonnen zeer te lijden onder het rekken van ons ver-
blijf. Zorgvuldig sloot ik de meest gewilde voorloopig weg en ver-
droeg liever een wat langduriger onderhandeling over de minder
gewenschte bij ieder beetje vruchten, tengkawang-vet of suiker, dat
men mij te koop aanbood. Vooral de kralen, die zieh gemakkelijk
lieten deelen en toch bruikbaar bleven, leenden zieh bijzonder voor
het doen van zuinige inkoopen. Mijn voorraad katoen geraakte reeds
uitgeput met de twee laatste pakken van 12 yards, welke ik voor
de boot betaalde. Slechts eenige eilen dünne zijde, passement en
andere kleinigheden bleven van mijne ruilartikelen over.
Den Kajan’s scheen het echter ernst te worden, om spoedig te
vertrekken, want de jonge mannen, die van het veld weg konden
blijven, werkten de eerstvolgende dagen ernstig aan hunne booten,
om die gereed te maken voor den tocht naar den Beneden -Mahäkam.
Daar de maan weer binnen enkele dagen in eene ongunstige phase
zou verkeeren, haastten zieh enkele ploegen bijzonder en slaagden
er in , om de negen booten, die onder het huis van Kwing Irang
lagen en nog slechts van boorden behoefden te worden voorzien,
voor die periode af te krijgen. De anderen echter, die deze boorden
niet meer in voorraad hadden en deze nog met den rotan voor het
saambinden uit het bosch moesten halen, onderbraken hun werk en
begaven zieh in die dagen weer naar het rijstveld, om daar verder
te helpen oogsten.
Na het afwerken hunner eigen vaartuigen kreeg de boot van
Kwing Irang een beurt en een zestal jonge mannen van verschillende
families, zoowel panjen (vrijen) als dipen (slaven) vereenigden zieh
daarvoor. Reeds gedurende mijn geheele verblijf had deze boot, die
18 M. lang was, half afgewerkt gelegen op het pleintje voor het
huis van Kwing, maar de schaarschte aan voedingsmiddelen had den
Kajan’s belet, er verder-aan te werken; zelfs lag er op eenigen
afstand in het bosch nog een te bederven, welke men in de gegeven
omstandigheden niet in staat geweest was, naar huis te sleepen. Ook
de andere Kajan’s hadden ditjaar geen booten kunnen maken, zoodat
er voor het naar beneden gaan slechts de meest noodzakelijke aanwezig
bleken te zijn en om te verkoopen bijna geen. De boot van Kwing
ontlastte .men door een opening in den bodem telkens van het over-
tollige regenwater, maar overigens liet men haar maanden lang
ongemoeid. Zij moest alleen nog door vuur verwijd worden, overigens
was zij gereed. Eerst zette men haar op eenige steunsels voor en achter
en liet haar vervolgens een uur of acht, door längs de zijden onder-
houden goed vlammende vuren blakeren, met in het water der boot
gedoopte groene bebladerde takken zorgende, dat het hout niet ver