Zijn de kampioenen gewapend met de spoor, die met een dun
touw aan de loopvlakte tnsschen de teenen bevestigd z it, dan
plaatsen de eigenaars zieh met hen in het midden van het pleintje
tegenover elkaar, houden ze bij den staart vast en hitsen ze op
door terugtrekken en doen naderen. Dan nemen beiden hunne hanen
weer op, een pakt den kop beet, de oogen beschermend met de
vingers en biedt die aan den tegenstander aan, om zijn haan er in
te doen pikken, en omgekeerd.
Daarop plaatst men het tweetal op een paar meter afstand tegenover
elkaar en het duurt dan niet lang, of het gevecht is aan den
gang. Groote eisehen stellen de dieren veelal niet aan het ongeduld,
want heeft een van hen een slag beet, dat is hij daarmedespoedig
overwönnen. De wonden, die door de stalen sporen geslagen worden
zijn zeer diep en uitgebreid; daardoor wordt de borst en buikholte
geopend en soms sterven de dieren nog sneller dan bij het gewone
slachten. Zoodra een der strijdenden doodvalt of wegloopt, is hij
overwonnen; is hij slechts gewond en buiten staat om te vechten,
dan moet de andere nog eerst door het pikken in den kop van den
eerste, zoodra die hem voorgehouden wordt, toonen dat hij niet
bang is; in het tegenovergestelde geval betalen de eigenaars den
inzet niet uit en verliezen zij dus alleen hunne hanen. Inzetten
hooger dan f 40 hoorde ik niet noemen, maar de omstanders zijn
in twee kampen verdeeld, welker leden tegen elkaar wedden met
inzetten van f 2.50 of f l , en wanneer de ijver wat groot is , kan
de inzet op één haan tot f 100 toe bedragen. Men wedt altijd op
den haan van het hoofd, onder wiens aanhang men zieh schaart,
ten minste de Kajans hielden zieh daaraan; wel kon iemand zieh
echter bij een gevecht onthouden, en er waren er vooral onder de
oudere Kajans verscheidenen, die met voordacht in het geheel niet
medededen aan deze loterij. Deze keer kozen zij de wijste partij,
want in den loop van ons verblijf bij Bang Jok verloor Kwing
Irang meer dan f 100, hetgeen een zeer groot bedrag voor hem
uitmaakte en zijne volgelingen lieten hier gezamenlijk een nog aan-
ziénlijker bedrag. Allermerkwaardigst kalm namen zij dat op en
troostten zieh met het denkbeeid. dat die kwade kans er zoo bij
behoorde. Men zocht de oorzaak in onze afwijking van de gewoonte
bjj het ontvangen van de waarschuwing van den tsit op den dag
onzer aankomst, maar tot slot droeg in de overtuiging dermeesten
de vrouw van Bo Bawan de schuld, daar haar invloed op de dap-
perheid der kampioenen zeer siecht moest geweest zijn.
Het slijpen en aanzetten der stalen sporen kennen de hoofden
meestal zelf: bij voorkeur slijpt men ze uit scheermessen, die niet
onthard worden, maar door middel van draaiende slijpsteenen van
verschillende afmeting in den gewenschten vorm worden geslepen.
De zoo verkregen sporen bezaten een gedaante zoo zuiver, dat men
ze zou kunnen houden voor fabrikaat uit Europa, en de zware
verwondingen, die de hanen er mede toebrachten, pleitten sterk
voor hunne deugdzaamheid. Aan de soort van staal kent men eene
overdreven waarde toe en het kostte mij zeer veel moeite, mijn
eigen scheermessen niet op te offeren aan den herhaalden aandrang
van ons hoofd, om ze tot het verwerken tot sporen af te staan.
De sporen der gewone Kajans smeedden zij zelf of lieten het doen
door een min of meer bedreven smid; deze vertoonden echter ook
alle bewijzen van hun minder voorname afkomst en braken of bogen
dikwijls onder het gevecht.
Eene merkwaardige behandeling der groote vleeschwonden is bij
de Kajans in zwang, zij hechten die namelijk met eene naald en
een draad; aangezien dit niet wordt toegepast op eigen verwondingen,
hebben zij wellicht het tegelijk met de gewoonte van het houden
van hanengevechten overgenomen van de stammen, die beneden hen
aan den Mahäkam woonden. Volgens hun eigen verklaring namen
zij eerst sedert twee geslachten deze nieuwe gewoonte over en nog
tegenwoordig houden de Pnihings en de Kenja’s er zieh niet mede op.
lieeds aan den Bloeöe hadden wij het op hoogen prijs leeren
stellen, dat de liefhebberij der hanengevechten van de Kajans- hen
er toe dreef, om zieh veel meer op de kippenfokkerij toe te leggen,
dan zij anders voor het ofiferen alleen zouden gedaan hebben; de
hennen telden zij daardoor niet zoo sterk en bezaten er zooveel,
dat wij er een tijdlang van konden eten. Daarbij kwam nu nog dit
voordeel, dat verscheidene der slachtoffers als frikadel ons werden
voorgediend; in anderen vorm maakte hun taaiheid hen ongenietbaar.
Na zieh eerst op een afstand gehouden te hebben, waagden na