II, 307.
Jonge vrouw in het costuum der Longglats, met oogstkrans
op het hoofd.
ieder van hen bezat een trapje naar den beganen grond. Längs het
geheele lange huis sprong nu die zijde van het dak zoover voor,
dat al die trappen in een overdekte galerij uitkwamen, wat ik nog
nooit gezien had. Ik liep trouwens met mijne geleiders geen der
woningen binnen, maar begaf mij na een vluchtig overzicht weer
längs den awa’ in de richting van de woning Tan het hoöfd zelf,
die ik echter in die dagen niet betreden mocht, aangezien zij „lali”
waren wegens het einde van den oogst. Een oud vröuwtje verbeeldde
zieh, dat wij een rijstschuurtje wilden binnengaan en wenkte ons
ängstig dit niet te doen, hoewel het niet in onze bedoeling lag,
om de geesten der Longglats te verstoren.
Op de hoogte van zijne woning stiet ik op Bang Jok, die zieh
in de rivier van de wärmte en de vermoeienis der samenkomst ver-
frischt had; ik maakte nog een praatje met hem, waar hij ook op
inging, maar zijne huisgenooten, die dit zagen, grepen dadelijk
naar hunne speren uit angst, dat ik het hoofd leed zou aandoen.
Hoewel ik alleen met twee Kajans op dien oever mij bevond, hielden
zij zoo iets toch voor mogelijk, wel een bewijs, met hoeveel wan-
trouwen een vreemdeling met witte huid hier aangezien wordt. Het
hoofd legde mij nog eens u it, waarom ik niet in zijne woning
komen mocht; door het hooge water had zijn verblijf beneden de
watervallen drie maanden langer moeten duren, dan oorspronkelijk
het plan was geweest en daar bij zijn stam streng vereischt werd,
dat het hoofd in persoon het sein gaf tot het beginnen van den
oogst, moesten allen wachten met oogsten tot het water hem ver-
oorloofde, om naar boven te komen. Hoewel zij even als alle
stammen aan den Mahakam dat jaar lang honger geleden hadden ,
durfde geen der leden van de vestiging beginnen, zoodat een groot
gedeelte van de rijst van rijpheid op den grond viel en verloren
ging , een ander deel door de langdurige vochtigheid bedierf en dus
dat jaar op nieuw hongersnood voor de deur stond. Zoo verkeerden zij
nu ook nog in de drukte van den oogst met de talrijke verbodsbepa-
lingen, die in het bijzonder door de Longglats in acht genomen worden.
Om de zijnen niet te lang in ongerustheid te laten en misschien
hem zelf ook daarvan te verlossen, bekortte ik het gesprek en stak
met jnijn tweetal de rivier over, om eens te zien. hoe men zieh