rissen van een soort van visch, die wij reeds meermalen met bij-
zonder genoegen op onze tafel gezien hadden en bij deze gelegen-
beid veroorloofden de visscliers zieh oogenschijnlijk eens kieskeurig
te wezen, want zij brachten sleehts een soort en zeer groote dieren.
Zoo bevonden zieh beide partijen van het gezelschap in de stem-
ming, om, het zijriviertje den Tepoese op, den waterval te gaan zien,
welke volgens Kwing die moeite wel verdiende en inderdaad vol-
deed de hooge, grillig nitgeslepen steenhank in de hooge nauwe
omlijsting van het bosch bijzonder; ook hier ontbrak echter de
woelende watermassa, om het tooneel nog meer aangrijpend te maken.
Nog bij daglicht hereikten wij ons kampement en spitsten ons
op den maaltijd, waarvan een des morgens in de strikken gevangen
argusfazantenwijfje den hoofdschotel zon uitmaken. Midan had het
blijkbaar met veel zorg gebraden en, onder den indruk van den
tocht en van het langdurige vasten, lieten wij het ons goed
smaken.
Minder goed dan anders echter gevoelden wij ons na den maaltijd,
en mijn maag dreigde zieh ernstig tegen den inhoud te verzetten,
maar bij dreigen bleef het en in het denkbeeid, dat dit het gevolg
van kouvatten of iets anders onschuldigs zou wezen, legde ik mij
in mijn klamboe en sliep van vermoeidheid spoedig in. Even na
middernacht echter ontwaakte ik door een hevige pijn tusschen de
schouderbladen, uitstralend om de borst heen, wat het ademhalen
zeer bemoeilijkte. Later verbreidde zieh de pijn, die het meest op
hevige spierpijn na overspanning geleek, over den rüg en den buik,
waardoor het liggen en rechtop staan onmogelijk werd en ik mij
op een stoel moest neerzetten en op de tafel leunen, om het te
verdragen. Nog altijd steeg geen flanw vermoeden van vergiftiging
bij mij op , maar ik dacht nog aan een rheumatische oorzaak, toen
de aandoening zieh ’s morgens compliceerde met hevig vomeeren,
niettegenstaande de maag leeg bleek te wezen en ook de darm-
functie zieh wat sterker dan normaal uitte.
Daar nu ook mijne twee reisgenooten over misselijkheid en
spierpijnen klaagden, kwam het vermoeden van vergiftiging meer
op den voorgrond, maar vooreerst het mijn maag mij geen rust,
om aan iets anders te denken, en op een gegeven oogenblik
PI. T,XVIII. I
I lH
llf
i l l