daar had ingericht. Dat was nog al händig gedaan, alle rijst en
de kleinere koflertjes en pakken lagen zorgvuldig onder kadjang-
en samit-matten opgeschuurd naast hen, die er voor moesten zorgen,
of er de eigenaars van waren. De vechthanen hingen in hun korven
hier en daar in de boomen vooral om het hutje van Kwing Irang,
een kleine mimte van een 2 M. diep en iets meer dan 1 M. breed,
waarin hp zijn wäpens en noodigste goederen kon bergen en ’s nachts
zieh afgezonderd van de anderen te slapen leggen. Yoor onder het
dakje sprong nog een soort van breede bank vooruit, waarop zijne
bezoekers plaats namen, die zeer velen waren, want alle avontu-
riers, die hier vereenigd waren bij Bang Jok, hadden er belang bij
met het invloedrijkste hoofd van de bovenstreken op goeden voet
te zijn.
Den 25sten na don maaltijd lieten wij ons weer overzetten en
maakten nu ook kennis met den broeder van Bang, Lawing, een
even lange, maar zwaar gebouwde gestalte. Den vorigen dag was
hp waarschijnlijk te bang geweest, om zieh te vertoonen, maar nu
scheen hp gerustgesteld. Wij haastten ons, om bezit te nemen van
het huis, dat het hoofd ter onzer beschikking stelde, eene groote
Vierkante woning van 6 bij 12 M.' oppervlakte, 3 M. boven den
grond, waarin men in een der hoeken een afzonderlijk kamertje had
afgescheiden. Hier stond een bamboe rustbank, en zoo werd dit
tot slaapkamer der Europeanen ingericht. Met een vensteropening
gaf dit uitzicht over de rivier en op den Batoe Ajo, die kort bij
den anderen oever oprees en met zijn zeer gelijken bovenrand zieh
als een vestingmuur verhief tot op een 1000 M. hoogte. Deze berg-
keten draagt geheel en al hetzelfde karakter als de Batoe LSsong,
welken wij niet van nabij konden onderzoeken en daarom vormde
de bestijging van deze keten een der redenen van ons oponthoud
bij Bang te Long DehÖ, Verder was eene nadere kennismaking met
hem nog eene zeer gewenschte zaak, daar hp vooral in het land
beneden de watervallen een grooten invloed bezit, wedijverende met
dien van zijn neef Si Ding Lßdju van Ana. Bovendien hoopte von
Bebchtold hier op nieuw te jagen, daar bij de te Batoe Sala ont-
vangen zending ook eenige Kg. hagel zieh bevonden; de hoop was
ook niet ongewettigd, dat op botanisch gebied nog wat merkwaardigs
te vinden zou wezen. De excursies voor dit laatste doel zouden
evenwel in de eerste dagen zieh uitstrekken in de richting van den
Batoe Ajo, waarom de mantri en de plantenzoeker voorloopig bleven
gehuisvest bij de Kajans, waar zij tegelijkertpd een oogje zouden
kunnen houden op de boot met plantenkistjes.
Zeer soliede zag onze woning er niet u it, want de kadjang-om-
wanding was reeds vrp oud en vooral de vloer, naar Maleische
gewoonte, van dünne rechte stokken, die op 3 ä 4 c.M. afstand
van elkaar op de balken liggen, maakte op ons een zeer weinig
stevigen indruk. Het dak lekte evenwel niet, eigenlijk de voomaamste
eisch voor een bewoonbaar huis in de tropen en zoo vonden wij
het logies hier ten slotte nog zoo kwaad niet. Onder den vloer keken
wij op een vier honderd bundels rotan, die aan Bang Jok behoorden
en binnen kort ten verkoop naar TSpoe moesten worden gebracht.
Nu beletten zij ons, om alles, wat wp kwijt wilden wezen door
den vloer naar beneden te werpen en te gelpkertijd, om gemakkelijk
terug te vinden, wat er door viel van instrumenten en andere
dingen. Yooral von Bebchtold werd ontstemd, als hp bij het onthuiden
zijner vogels nu eens een schaar, dan wel een mes plotseling miste
en het een half uur zoekens kostte om die weer uit de rotanbundels
te voorschpn te halen. Overigens had hp niet te klagen over de op-
brengst van zijn jacht en met een tiental soorten en een dertig
exemplaren vermeerderde zieh hier onze ornithologische verzameling.
Jammer genoeg was het aantal zoogdieren ook op deze hoogte zeer
gering, of moeilpk te schieten, ten minste voor onze menage leverde
de jacht niets op. De meeste vogels lieten zieh ook hier het best
verschalken bij vruchtdragende boomen, dikwijls ficussoorten, welker
rijpe vruchten gedurende eenige dagen een menigte vogels aanlokken,
die daarna weer een anderen boom schijnen te weten, waar voedsel
te vinden is. Het op den loer liggen bij zoo’n boom is vrij wat
gemakkelijker dan het ronddolen over het met dicht struikgewas
bezet terrein zonder wegen en het vinden van het aangeschoten
wild ook niet zoo bezwaarlijk.
Naast het ontmoeten van het uitvaagsel der bevolking van de
kustlanden, wees ook het beter worden van onzen voorraad victualien
op de nabpheid van beschaafdere streken. Reeds den eersten dag