
fchors ,,der Zoomen,, het .afgevallen rottende loof en onder
fteenen. Somtijds in de koemest.
Eigenfchappen. Vliegt foms in de huizen.
15» C . VAPORARÏöRüM. Linn. Spec. 23. p, 1973.
Fabric. E n t. Syst, I ; Pars 1. p. 164. N° 176.
De ftóokkasten Loopkever. D e r G e w a c h s e h a u s -
l a u f k a f e r . ’
O l iv ie r , Ent. Tom.. 11.1, N q. ,3 5 , p . 106, p i. 5 , ' f , 5 7 , a , b .
P a n z e r 111, ta b . 7 .
Kenteeken. De fprieten rood aan hun grondftuk;
zwart naar het einde; de kop zwart; het borstftuk rondachtig
, rood ; de dekfchilden geftreept, van voren rood,
naar achteren zwart, rood gezoomd; de pooten bleek
rood. Lengte 3 lijnen.
Woonplaats. In de lente onder het mos , het afgevallen
loof en onder fteenen. In ftookkasten en warme
broeibakken.
16. C . Germanus. Linn. Spec. 2 6 , p. 1974. Fabric.
E n t. Syst. I , pars 1 4 p. 162 i N° . 167. De
Dnitfche Loopkever D e r D e u t f c h e .L a u f k a fé r.
Panzer 111, tab. 4.
Kenteeken. De kop, pooten en dekfchilden bruinachtig
rood, de laatften aan de punten violet; het borstftuk
afgerond, violet fegrijnachtig, doch aan de onderzijde"
zw a r t, de fchenen der voorpooten gedoomd. Lengte
3§ Hjn.
Woonplaats. In Junij onderfteenen en onder op het
veld ftaande garven, fomtijds ook op bloemen en in de
bosfehen.
17. C,t Vulgaris. Linn, Spec* 2 7 , p. 1974.
F a b r ic *
F a b r ic . Ent. Syst. I , Pars 1 , p. 154 5 128. De
gemcene Loopkever. D e r g ewö h n l i c h e L au f k ä f e r .
O l iv ie r , Ent. Tom. 111, No. 35 P* 75. Pb 4 . f- 26- Pan-
zeR III, tab. i.
Kenteeken. De fprieten en de pooten vaalzwart; het
borstftuk van voren rond, en even gelijk de geltreepte
dekfchilden paarsch bruin. Lengte 4 lijnen.
Woonplaats.- In tuinen , weiden en akkers, ondei
fteenen, in de bosichen, onder de fchors der boomen.
18. O. C u p r e u s . Linn. Spec. 29, p. 1975* FA"
b r ic . Ent. Syst I pars 1 , P< i 5 3 , N °* IZÓ- De
koperkleurige Loopkever. Le Ca> abe cuiynettx. L c
Bupreste cuivreux. G e o f f r .
Olivier, Ent. Tom. 111, No. 35 p. 73» Pb 3 . f* 25*
Kenteeken. De fprieten zw ar t; het grondftuk bruin;
het borstftuk in het midden over langs gegroefd, van
achteren met twee ingedrukte (tippen; de dekfchilden ieder
met acht groefjes; de kever is geheel groenachligkoperkleurig
en glanzig, van onderen zwart. Lengte 3
tot 5 lijnen.
Woonplaats. In de tuinen en op de velden.
19. C. P ic e u s . Linn. Spec. 30, p. 1975* I’A"
b r ic . Ent. Syst. l \ pars 1 , p. i 35, N ° . 46. De
pikzwarte Loopkever. D e r P e c h f a r b i g e L a u f k
ä f e r .
Olivier, Ent. Tom. I I I . , No. 35, p. 58 » pb 1 1» f*
Kenteeken. Geheel zwart; het borstftuk hartvormig;
de fprieten geftreept, fomtijds vindt men op iedei der-
zelve twee ingedrukte ftippen. Lengte 5 ljjhen.
Woonplaats,. In de bosfehen,
K -o.