
63. Ph. p in ia r Ia . liinn Spec. a io . a. p. $4$ f ,
F a s r ic . Ent. Syst. III, pars 2 , p. 141, N° . 45. ph a -
la sn a . De Pijnbooms fpanrupskapel. L a P hal eene pa*
nachóe & ratje blanche. D e r Fi cht enf panne r .
Sepp. o. c. t d., 6e ft ., 4e verh., bl. 17, tab. 4, f. 8. en 9 M. ,
f, 10. F. Panzer XVIII. tab. 23, M., tab. 24, F.
Kenteeken. De vleugels van het mannetje donkerbuin,
met geele o f witte vlekken, die van het wijfje okergele
bruin gevlekt.
Woonplaats. In Mei , Junij en Julij vliegen- de man
netjes door de dennebosfchen.
Voortteling. In September vindt men de rupfen op
de dennen, in October volwasfen, kruipen zij in den
grond om tot poppen te veranderen, deze blijven den
winter over, komende de kapel in Mei des volgenden
jaars ten voorfchijn.
Eigenfchappen. In den rustenden ftaat zetten zij de
vleugelen even als de dagkapellen overeinde. Het is ook
deze foort, die het aanmerkelijkfte onderfcheid in kleur
en teekening der vleugelen oplevert.
64. Ph. p a p il io n a r ia . Llnn. Spec. 225. p. 2457.
F a b r ic . Ent. Syst. II I , pars 2 , p. 139, N ° . 39.
P halaena. De Dagkapelachtige Spanrupskapel. D e r
T a g t a l t e r a r t i g e S p a n n e n m e s f e r .
Sepp. o. c . , 3e d. 7e Verh,, tab, 7 M,, f, 8 F, I^oësel , 4e d.
ie ft,, bl, 104, tab, 18, f, 3, Panzer XVIII, tab, 24,
Kentecketr. De vleugels eenigzins gekarteld, groen ,
met gegolfde grootere en kleinere lirepert over dezelve
verfpreid.
Woon-
. Woonplaats. In Julij en Augustus aan berken en beukenhagen.
Voortteling. Zij legt hare eijefen in Augustus ; na
verloop van 14 dagen komen er de rupfen uit vo o rt;
deze, den winter overblijvettde, veranderen, in het laatst
van Mei o f begin van Junij, in poppen, uit welke der
kapellen , omtrent 14 dagen daarna, uitkomen.
65. Ph. fascIarIA. L inn. Spec. 216, p. ’ 2462.
F a b r ic . Ent. Syst. I I I , pars 2 , p. i 57» N p. 100.
De Denne Meter. D e r B i n d e n n a c h t f a l t e n
SEPi?, 4e D. goe VelMii, bli i ? i , tab. gé. Panzer XVIII,
tab. 24.
Kenteeken. De Vier vleugels rosachtig geel, wit ge-,
zoomd, digt aan den buitenrand loopt over de voor- en
achtervleugelen eene witte ftreep, en eene andere alleen
over de voorvleugels , digter aan het gelid.
Woonplaats. In April en Julij op de pijnboomen; is
Zeer zeldzaam.
Voortteling. Zij legt hare eijereii in April en Julij,
Uit die ter eerstgemelden tijd gelegde, komen de rupfen
fpoedig voort, en zijn in 5^—-6 weken volwasfen. Die,
welke uit de in Augustus gelegd wordende eijeren voortkomen
, groeijen langzaam , en bereiken flechts de helft
Van hare grootte voor den winter, zijn, gedurende den-
zelven, als levenloos, en verkrijgen eerst met het volgende
voorjaar, nieuwe levenskracht.
De in April aanwezige kapel komt voort uit dè overwinterd
hebbende rups, welke in een fpmfel van denne-
V bla