
Oltvter, Ent. Tomé I , No. 3, p. 95, pl. 18, f. 170, a et b.
F uessly, /Irchives, p. 69, pl. 19, f. 8. Panzer, Fauna
No. i , tab. 41.
Kenteeken. De kop glad, zwart, zoo ook de fprie-
tcn en het borstftuk ; het rugfchildje driekantig; de dek*
fchilden geftrecpt, okergeel; het lijf van onderen en de
pooten bruinachtig geel. Zij is de kleinfte van de tot
hiertoe bekende torren.
Woonplaats. Gedurende het geheele jaar in den mest
en vuiligheid.
20. S. Q u a d r im a c u l a t u s , Linn. Spec. 8 4 ,p. 1551.
F a b r ic . Ent. Syst. I , Pars I , p. 3 6 ; N ° . 115. Het
viervlekkig torretje.
Olivier, Ent. Tomé I , No. 3, p, 93, pl. 19, f. 174, a et b.
Kenteeken. De kop glad, zwart; de fprieten roodachtig
; het borstftuk glad, glanzig zwart, aan de zijden
fomtijds een weinig rood; het rugfchildje driekantig,
zwart; de dekfchilden geftreept, zwart, met vier roode
vlekken; het lijf van onderen zwart; de pooten ros.
Woonplaats. In den mest.
2 1 . S. P o r c a t u s , Linn. Spec. 204, p. 1552. Fab
r ic . Ent. Syst. I , Pars I , p. 38 , N° . 126.
Olivier, Ent. Tomé I , No. 3 , p. 96, pl. 19, f. 178, a et b.
F eussly, Archives, p. 70, pl. 19, a , f, 9, a , b , c. P anzer.
Fauna, No. 1, tab. 43.
Kenteeken. De kop en het borstftuk geftipt, als fe
grijn leder; het rugfchildje driekantig, de dekfchilden diep
gegroefd, en ieder groefje geftippeld; de voorfte fchen-
kels met drie tanden.
Woonplaats. Onder den koemest in de weiden, in de
mesthoopen en rottende planten.
22. S. Asprr, Linn. Spec. 206, p. 1552. Fabric.
E n t. Syst. I , Pars I , p. 39, N ° . 128. De ruwe Tor.
Olivier, Ent. Tomé I , No. 3, p. 94, pl. 33, f. 304, a, b.
F uessly, Archives, p. 70, pl. 19, a, f. 10, a et b. Panzer,
Fauna, No. t , tab. 44.
Kenteeken. De kop glad , de fprieten geelachtig, het
knodsje driebladig; het borstftuk b o l, met vijf dwars-
ftrepen, en evenveel groefjes; het rugfchild driekantig;
de dekfchilden gegroefd en geftippeld; de pooten roestkleurig
; de voorfte fchenkels met drie tanden.
Woonplaats. In en onder rottende planten.
23. S. Fullo , Linn. Spec. 57, p. 1558. Fabric.
Ent. Syst. l i Pars 2 , p. 1 5 4 , N° . 1. Melolontha
Fullo. De bonte of Duinkever. Le Foulon. D e r W a l-
k er k a fe r .
Olivier, Ent. Tomé I , No. 3, p , 9., pl. 3, f. 38, a, b , c.
R oesel, IV D. ifte Stuk, p. 163, cab. 30.
Kenteeken. De kop ftomp, fcherp van rand, met
kleine witte fchubbetjes bedekt; het knodsje voor aan de
fprieten beftaat uit zeven blaadjes, welke achterwaarts
gebogen zijn; (bij het wijfje beftaan deze knodsjes uit 5
blaadjes en zijn veel kleiner) ; het borstftuk bruin , in
het midden met eene witte ftreep, en ter zijde met witte
vlekjes; het fchildje hartvormig met twee witte vlekken;
de dekfchilden zijn op hunnen nu lichteren dan donkerder
roodbruinen grond, met vele onregelmatige geelachtige
witte trekken, vlekken en flippen getcckend; de borst is
B 3 met