
Kenteeken. Geheel zwart, alleen ïs het borst (hik
roodachtig gezoomd; fomtijds is ook de rand van hetzelve
bleekbruin; de pooten rood, ook wel eens geel.
Woonplaats. 'In Mei en Junij menigvuldig op bloemen,
boomen en ft rui ken; inzonderheid op fchermdrar
gende planten.
4. C . T estacea. Linn. Spec. 1 5 , p. 1893. Fabric.
Ent. Syst. I , pars 220, N°. 33. De bruinroo-
de bastaard Lichtkever. Téléphore testacé oliv Cieindde
noire & étuis Jaunes. Geoff. D e r Ge l b -
b r a u n g e f c h i l d e t e W u r z e n k a f e r . Herbst,
Einleit. I , 1’. 14 5 , tab. 20, f. 5.
OtiViER, Ent. Tom. II , No. 26, p. 4 2 , pi. 3 , f. ‘19 , a , b.
SchSf-fer , lc. Ins.. t. 52, f. 8.
Kenteeken. De fprieten rosachtig geel; de kop zwart;
het borstfehild zwart, met gele randen; de dekfehilden
rosachtig geel; het lijf van onderen zwart; de pöoten
bleekgeel. Lengte 2§ i 3 lijnen.
Woonplaats. In Junij en JuÜj op velerlei planten.
5. C . Melanura, Linn. Spec 2 7 , p. 1897. Fabric.
Ent. Syst. I , pars 1 , p. 219, N°. 26. De
zwart gedipte bastaard Lichtkever. L e Cieindt le a étuis
tachés de noir. D e r r o t h g e l b e Af t e r l e u c h tk afer
mi t an der f p i t z e S c hwa r z e f l ü g e l d ec ke n .
Olivier , Ent. Tom. II, No. 26, p. 8, pl. 3, f. 21. Telephorus
Melanurus. Panzer IV , tab. 6.
Kenteeken. Het eerde lid der fprieten ro s , de overige
zwart; het borstduk rondachtig,’ en even als het
rugfehildje, en de dekfehilden rosachtig, de iaatde aan 'de
tip-
NEDERLANDSCI1E INSECTEN. * 19
tippen zwart; de pooten geelachtig; de voetblaadjes
zwart. Lengte omtrent 4 lijnen.
Woonplaats. Op de meeste planten.
6. C . Navalis. Linn. Spec 26, p. 1900. Fa-
b r ic . Ent, Syst. ï | pars 2 , p. 92, N . 5- L ymexi-
lon navalis. De Scheeps bastaard Lichtkever. D e r
S c h i f f s w e r f t s k a f e r .
Olivier, Ent. Tom. I I , No. 25, p. 5> 4 » a > PAN
zer V i l , t. 5.
Kenteeken. De kop en fprieten zwart 5 het borstduk
rondachtig, geelachtig rood; het rugfehildje en de dekfehilden
geel, de laatden langs de buitenzijden en aan de
tippen zwart; het lijf van onderen, gelijk ook de pooten,
bleekgeel. Lengte 5—6 lijnen.
Woonplaats. Op eiken boomdammen, inzonderheid
op zoodanige, 'welke op de fcheepstimmerwerven, in
voorraad, bewaard worden.
Voortteling. Het wijfje legt in Julij hare eijeren in
diepe fpleten van den dam der eikenboomen. Het uitgekomen
masker boort zich eenen weg in denzelvcn,
verandert aldaar tot nimf, uit welke de kever in de maand
Julij daaraanvolgende ten voorfchijn komt.
Eigenfchappen. Het masker van dezen kever veroorzaakt
aan de eiken dammen , welke inzonderheid op
fcheepstimmerwerven in voorraad gehouden worden , menigmaal
veel fchade; borende zich eerst min of meer diep in den
dam, en vervolgens, gedurende den winter, in cene
regte lijn den loop der vezelen vervolgende, om bij de
aannadering zijner gedaantewisfeling als nimf zijnen loop
in eenen bijna regten hoek, dwars door den dam naar
II 4 dcn