perda Popttlnea, De Populier Boktor. L a Lcpture d
Corcelet cylindrique et iaches jaunes. D e r P ap e l schn
e c k e n k a f e r .
Ouvier, Ent• Tom, IV , No. 68, p. 16, pl. i , f. b, c. Pan-
zer VIII, fab. 7.
Kenteeken. De kop met geelachtig dons bedekt; het
borstfluk bruin, met drie gele ftrepen; de dekfchilden
.zwartachtig bruin, op ieder 4 o f 5 gele flippen; de poo-
ten grijsachtig. Lengte 5---- 7 lijnen.
Woonplaats. In Mei en Junij op de populieren en op
.de wilgen.
8. C . L inearis. Linn. Spec. 58, p. 1839. Fa^-
bric. E n t. Syst. I , pars 2 , p. 309, N ° . 12. Saperda
Linearis. De gelijkbreede Boktor. D e r g l e i c b -
b r e i t e S c h n e c k e n k a f e r .
Ou v ie r , \E»r. Tom. IV , No. 68, p. 24, pl. 2, f. 13. Panzer
V II I, tab. 14. R oesel Ile D. ae Stuk, p. 122, tab. 3.
" Kenteeken. De kop en het borstfluk geflippdd en
eenigzïns behaard ; de dekfchilden 'fegrijnachtig, aan het
-«inde als fchuins afgefneden; de pooten geelachtig; het ge-
heele infect is bijna rolrond en zwart. Lengte 4 lijnen.
Woonplaats. In Junij en Julij inzonderheid op den
hazelaar.
Voortteling. Het wijfje legt hare eijeren ftukswijze,
hecht dezelve aan de toppen van een knopje van het één-
o f tweejarig takje van den hazelaar , o f wel aan een’ , uit
uit den wortel voortgekomen, fcheut; het ontluikend
masker boort, door een bladknop, tot in het mer<*,
waarmede liet zich voedt. De ftaat van nimf duurt drie
a vier
& vier weken, na verloop van welke de tor ten voor-
fchijn komt.
9. O. CvLiNDRicus. Linn. Spec. 59, p. 1839.
F a b r ic . Ent. Syst. I , pars 2 , p. 310, N ° . 14.
S a p e r d a Cylindrica. De Cylindrifche Boktor. D e r
W a l z e n f o rm i g e S c h n e c k e n k a f e r .
OUVIER, Ent. Tom. IV , No. 68, p. 23, P1- 2, f. 18. Panzer
VIII, tab. 4.
Kenteeken. De kop en het borstfluk fegrijnachtig, liet
laatfte heeft over de lengte eene witte ftreep; de dekfchilden
zijn fijn onregelmatig geflippeld en met 'graauwach-
tige ftrepen over langs geteekend; het geheele infect is
lciachtig zwart; de beide voorpooten geel. Lengte 3 è.
4 lijnen.
Woonplaats. Op de takken van peren- en pruimen-
boomen.
10. C. Oculatus Linn. Spec. 6o , p. 1841. Fabric.
Ent. Syst. I , Pars 2 , p. 308, N ° . 8. Saperda
Oculata. De geoogde Boktor. D e r a u g i g t e r
S c h n e c k e n k a f e r .
Olivier, Ent. Tom. IV , No. 68, p. 20, pl. 1 , f. 4. P anzer
Vlll , tab. 18.
Kenteeken. De kop zw ar t; het borstfluk roodachtig
gee l , met twee zwarte glanzige flippen; het rugfchildje
rosachtig; de dekfchilden graauwachtig blaauw, met zwart
geflipt; het lijf rolrondachtig; de pooten kort en gedachtig.
Lengte 8 lijnen.
Woonplaats. In Junij en Julij op ooftboomen , op de
bramen (Kubus fruticofus L .) , en meer andere ftruiken,
ook wel eens op de elzen.